Hoofdstuk 16



                         n = rt                                              k = r, +rt   





                      - ko, n = z                                       t = st           

                   
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2HBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon



                         n = rt                                              k = r, +rt   





                      - ko, n = z                                       t = st           

                   

Slide 1 - Diapositive

                          Maart roert zijn staart


Wat betekent dit?
Wat is de betekenis?
Wat bedoelen we hiermee?


Slide 2 - Diapositive

Huiswerk

Maken opdracht 13 blz. 218 + een korte presentatie geven over een mooi gebouw of jouw lievelingsdier of een mooi park.

Begin met: Dit is ...................................................

4 zinnen in totaal

Lezen hoofdstuk 16 naar de bioscoop blz. 223 
+ woordenlijst blz. 223 en 224 leren 

Slide 3 - Diapositive

Hoofdstuk 16 Naar de bioscoop bladzijde 223

Samen lezen 


Slide 4 - Diapositive

Pak bladzijde 223 en 224 voor je.
Welk woord zoek ik?
Schrijf dit woord op in het Nederlands.
Het warmste seizoen

Slide 5 - Question ouverte

Een persoon die kaartjes verkoopt

Slide 6 - Question ouverte

is al begonnen

Slide 7 - Question ouverte

Iets wat niet goed ging

Slide 8 - Question ouverte

gepraat

Slide 9 - Question ouverte

de naam van de film waar Amira naar toe gaat.

Slide 10 - Question ouverte

de start

Slide 11 - Question ouverte

wat dom

Slide 12 - Question ouverte

de warmte

Slide 13 - Question ouverte

de show

Slide 14 - Question ouverte

Bioscoop

Slide 15 - Carte mentale

Conjuncties gebruik je om 2 zinnen met elkaar te verbinden.
Welke conjuncties zijn er?
En - Of - Maar - Want - Dus (WOEMD)
En = Plakt 2 zinnen aan elkaar ( to connect)
Of = Keuze (choise)
Maar = Tegenstelling (contradiction)
Want = Reden/ Oorzaak (cause)
Dus = conclusie (conclusion)

Onderstreep de conjuncties in de tekst op bladzijde 223 en geef aan welke functie het heeft.

Slide 16 - Diapositive

Opracht 4:

Kies tussen: en, of, maar, want, dus

Ik ga zondag naar de film of naar mijn ouders
Ik ga naar mijn ouders, dus ik moet vroeg opstaan.
Ik moet vroeg opstaan, ...............................................................

Slide 17 - Diapositive

Maak opdracht 1 bladzijde 224




Maak opdracht 2 bladzijde 225
Noteer achter de zin waarom je die conjunctie hebt gebruikt: 
To connect/ choise/contradiction/cause/conclusion

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 3 bladzijde 225

Maak de zinnen compleet.


Hoofdstuk 15 bladzijde blz. 209

1 Amira komt aan op Schiphol en ___________________________________
2 Amira's reis ging prima maar ______________________________________
3 Tante Lena is niet op Schiphol want _______________________________
4 Amira is erg moe dus______________________________________________
5 Wil je dit broodje of _______________________________________________

Slide 19 - Diapositive

Hoofdstuk 11 bladzijde 159

20_________________________________________________want ze is jarig.

21 ______________________________________maar ze komt uit Hamburg.

22 ____________________________________dus Tom stelt zich even voor.

23________________________________________en ze studeert logopedie


Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien

Dialoog bioscoop:
Woorden die je in ieder geval (anyway)moet gebruiken:

7 vragen en antwoorden
- Film  
- Kaartje 
- Om 20.30 uur 
- Samen
- Bioscoop
- Niet leuk
- actie 
- Vrijdag

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 7 bladzijde 227 

Een woord raden.

Pak een kaartje. Noem het woord zelf niet.
Noem 3 associaties die bij het woord horen.
De anderen raden het woord op het kaartje

Slide 23 - Diapositive


Een kaartje schrijven

1 Begin met een groet
2 Vraag hoe het gaat.
3 Vertel hoe het gaat.
4 Vakantieland. Ik ben in ............. geweest.
5 Weer. Het is ......................
6 Activiteiten. (fiesten/ wandelen/ op een terrasje zitten/.............)
Ik heb.............................
7 Sluit af met een groet


Slide 24 - Diapositive