Aan het einde van de les kun je de toon van je tekst afstemmen op het tekstdoel en publiek.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2
Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Welkom bij het hoorcollege Nederlands!
Aan het einde van de les kun je de toon van je tekst afstemmen op het tekstdoel en publiek.
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen vandaag?
Terugblik vorige les
Lesdoelen:
De juiste toon kunnen gebruiken
Duidelijk kunnen formuleren
Aantrekkelijk kunnen formuleren
Aan de slag
Volgende week
Afsluiting
Slide 2 - Diapositive
Vul in: Heb jij de dossiers opgeborgen? In welke kast heb jij hun/ze gelegd?
A
ze
B
hun
Slide 3 - Quiz
Dit is nog eens een studiebegeleider op wie / waarop je kunt rekenen.
A
waarop
B
op wie
Slide 4 - Quiz
Morgen wordt de hond, bij wie / waarbij een stuk glas uit de poot is verwijderd weer thuisgebracht.
A
bij wie
B
waarbij
Slide 5 - Quiz
De tandarts, bij wie / waarbij ik gisteren een gesprek had, gaat vandaag mijn kies trekken.
A
bij wie
B
waarbij
Slide 6 - Quiz
Form3
Formuleren en stijl
3.1 De juiste toon
3.2 Duidelijk formuleren
Slide 7 - Diapositive
De juiste toon tijdens het schrijven
Wat is mijn belangrijkste tekstdoel?
Wie gaat mijn tekst lezen?
Wat weet mijn publiek en wat niet?
Wat vindt mijn publiek interessant?
Slide 8 - Diapositive
De juiste toon
Welke toon past bij jouw lezers en schrijfdoel?
Woordkeuze - jongerentaal/schooltaal/zakelijke taal
Formeel of informeel
Direct of indirect
Ieder doel een eigen toon: Neutraal = informeren Persoonlijk = overtuigen Enthousiast = overhalen/activeren
Slide 9 - Diapositive
Tip voor verduidelijking
1 - vervang moeilijke woorden 2 - vervang vaktermen 3 - maak de zin korter
4 - gebruik geen afkortingen
5 - gebruik signaalwoorden om verbanden aan te geven
Slide 10 - Diapositive
Aantrekkelijk formuleren
Zorg dat de tekst niet saai wordt.
Zet niet in iedere tekst het onderwerp voorop.
Hij heeft gisteren een taart gekocht. -->
Gebruik verwijswoorden en synoniemen of korte omschrijvingen om herhaling te voorkomen.
Bent u toe aan vakantie? Boek uw vakantie bij ons. Wij bieden allerlei soorten vakanties aan: sportieve vakanties, zonvakanties en culturele vakanties -->
Slide 11 - Diapositive
Aantrekkelijk formuleren
Zorg dat de tekst niet saai wordt.
Verbind twee korte zinnen met een voegwoord
Mijn stagebegeleider is afwezig. Hij is ziek. --> want
Spreek je lezer persoonlijk aan.
Alle gasten worden van harte welkom geheten --> u/jij wordt
Slide 12 - Diapositive
Aantrekkelijk formuleren
Laat met voorbeelden zien wat je bedoelt.
Besparen op energie is niet moeilijk. Zelf kunt u bijvoorbeeld....