Les 16-04-2024 (herhaling H8,H11)

Herhaling H8 en H11
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
DidactiekMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling H8 en H11

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe goed ben je nu voorbereid op de toets van vrijdag?
010

Slide 2 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

HW vragen bespreken

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

H11 Evalueren

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is in jouw woorden evalueren?

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Evalueren
Op verschillende manieren ga je na of de doelen bereikt zijn. Dit heet evalueren. 

Evalueren is het verzamelen en interpreteren van informatie met als bedoeling een oordeel te vormen over het resultaat en het verloop van de les.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Functies van 
Evalueren

Slide 7 - Diapositive

Input voor begeleiding:
Door te evalueren geef je deelnemers informatie over hun vordering en jouw oordeel daarover. 
- Goed gewerkt jongens! 
- Volgende keer verwacht ik meer intensiteit.

Beoordelen van vaardigheidsniveau:
Als doelen worden gesteld en er wordt gewerkt om deze te halen zijn de deelnemers bezig met leren. Door te kijken of de doelen zijn gehaald kom je erachter of er is geleerd.

Verantwoorden van je handelen:
Waarom maak je de keuzes die je maakt. Kies je bij salto-springen bijvoorbeeld voor een gesloten of open didactische werkvorm, en waarom.

Reflectie op eigen functioneren:
Wat was mijn rol? Heb ik de juiste keuzes gemaakt? Wat had er anders of beter gekund?

Product en proces evaluatie
- Product evaluatie
Kijken naar het eindresultaat, is het doel behaald?
- Proces evaluatie
Kijken naar de manier waarop het resultaat tot stand is gekomen. Bij procesevaluatie evalueer je:

Beginsituatie
Lesopbouw
Organisatie
Bewegings
vormen
Didactische werkvormen

Slide 8 - Diapositive

- De beginsituatie
Goed ingeschat?
Genoeg rekening gehouden met bijzondere omstandigheden (deelnemers, randvoorwaarden)
- De lesopbouw
Juiste lesindeling gekozen?
Hoe verliepen de afzonderlijke lesdelen?
- De organisatie
Was de les doelmatig, veilig en intensief?
Juiste groepjes gemaakt?
Juiste opstelling gebruikt?
- De bewegingsvormen
Voldeden de bewegingsvormen aan de gestelde eisen?
Heb ik goed methodisch opgebouwd?
- De didactische werkvormen
Juiste didactische werkvormen gebruikt?
Hebben de didactische werkvormen geleidt tot wenselijk leergedrag?
Binnen de product evaluatie kunnen we kwantitatief en kwalitatief scheiden. Geef van beide soorten een voorbeeld.

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Methode om te evalueren
Evaluatiemethode voor product evaluatie
Evaluatiemethode voor proces evaluatie
Prestatieproeven (kwali, kwanti)
Groepsgesprekken
Circuit
Individuele gesprekken
Wedstrijd
Evaluatieformulieren

Slide 10 - Diapositive

Prestatieproeven:
Kan zowel kwalitatief (cijfer voor uitvoeren radslag) als kwantitatief (zo veel afstand afleggen bij duurloop)
Circuit methode:
Zet een circuit uit. Ze gaan in een bepaalde tijd zo veel mogelijk oefeningen doen. Na een periode van trainen voer je deze weer opnieuw uit op precies dezelfde manier en kun je meten of er vooruitgang is geboekt.
Wedstrijd:
Goede manier om te testen wat de deelnemers beheersen. Omdat het onder druk staat kun je echt zien hoe ze ervoor staan. Op trainingen staat er vaak minder druk op.

Groepsgesprekken:
Worden vaak gebruikt om het proces te evalueren. Aan het einde van de les wordt al vaak gevraagd aan de hele groep wat ze ervan vonden. Dit helpt ook de lesgever een completer beeld te krijgen van de les en zijn eigen functioneren.
Individuele gesprekken:
Niet iedereen durft zich uit te spreken in een groep. Vandaar dat individuele gesprekken goed zijn om een duidelijker beeld te krijgen.
Evaluatieformulieren:
Met behulp van de vragenlijst krijg je een duidelijker beeld over de gehele les of lessenreeks en kan je van te voren specifieke vragen opstellen.
Doel van beoordelen
- Meten van vooruitgang bijv. door het gebruik van een leerlingvolgsysteem.
- Effect meten van een bepaald trainingsprogramma
- Selecteren van beste of meest talentvolle spelers
- Toekennen van certificaat of diploma, zoals turn- of zwemdiploma

Slide 11 - Diapositive

Bij beoordelen is het belangrijk dat de leraar goed uitlegt waarom hij/zij beoordeeld wordt, op welke manier en wat de consequenties zijn. 
Op een correcte manier beoordelen.
Betrouwbaarheid
- Is de beoordeling hetzelfde bij meerdere herhalingen of andere beoordelaars.
Validiteit
- Meet je wel wat je wilt meten? Als je zelfvertrouwen wilt meten, heb je dan wel de juiste meetinstrumenten.
Objectief
- Oordeel tot stand gekomen zonder vooroordelen?
Nauwkeurig 
- Zijn er geen meetfouten gemaakt?
Onafhankelijk
- Beoordelaar mag geen belang hebben bij het resultaat.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Veelvoorkomende beoordelingsfouten
- Onvolledig waarnemen
- Subjectief waarnemen, teveel je eigen mening of vooroordelen mee laten tellen
- Te zwaar meetellen van eerste of laatste indruk.
- Contrasteffect
- Halo - effect: positieve eerste indruk kan ervoor zorgen dat de leraar deze leerling te hoog beoordeeld.
Horn - effect: leerling vergeet vaker haar gymkleren, leraar zal haar misschien slechter beoordelen ondanks dat ze goed presteerd.

Slide 13 - Diapositive

Contrasteffect:
Als je net 4 slechte beoordelingen hebt gehad en er komt daarna een gemiddelde sporter zal deze wellicht hoger scoren dan had gemoeten

HALO EN HORN effect:
Het halo-effect

Stel je voor dat je een leerling hebt die altijd goed voorbereid is, hard werkt en altijd met een positieve instelling aan de les begint. De kans is groot dat je deze leerling ook op andere gebieden hoger beoordeelt dan een leerling die minder gemotiveerd is. Dit noemen we het halo-effect.

Het horneffect

Het tegenovergestelde van het halo-effect is het horneffect. Hierbij beoordelen we iemand lager op andere gebieden vanwege een negatieve eerste indruk. Als een leerling bijvoorbeeld onhandig is tijdens de warming-up, kan je onbewust denken dat hij of zij ook minder goed zal zijn in de rest van de les.
Beoordelingsinstrumenten
  • Vaardigheidstests
  • Kwantitatieve motorische test
Afstand bij speerwerken, hoogte bij hoogspringen
  • Kwalitatieve motorische test
Uitvoering van de handstandoverslag, gaat vooral over de techniek.
  • Vragenlijstmethoden
Meten van gevoelens d.m.v. vragen op te stellen. Bijv. zelfvertrouwen
  • Observatiemethoden
Checklist, zoals jullie hebben bij practicum lessen geven

Slide 14 - Diapositive

Vaardigheidstest:
Zwemdiploma en atletiekdiploma zijn voorbeelden van vaardigheidstesten. Vaak gemeten aan de hand van een leerlingvolgsysteem om een leerlijn te beoordelen.
Schrijf voor jezelf op het bord op wat je nog lastig vind en wat je al goed beheerst

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

H8 Didactische werkvormen

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is jouw omschrijving voor didactische werkvormen?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Didactische werkvormen
Didactische werkvormen zijn manieren om leren in de zaal (veld, zwembad) zo te organiseren, dat deelnemers zoveel mogelijk leren.

Een didactische werkvorm kent twee kanten: een activiteit (actie) van de lesgever gevolgd door een activiteit (reactie) van de deelnemers. In die zin is er sprake van een wisselwerking.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Didactische werkvormen horen net als bewegingsvormen en organisatie in het deel van het didactisch model dat de uitvoering van de les regelt: de les of training. 

Afhankelijk van de beginsituatie en de doelstelling en rekening houdend met de aard van de bewegingsvormen, kiest de lesgever de meest geschikte didactische werkvormen om zijn lesdoelen te bereiken. Als het doel te maken heeft met leren samenwerken, is het logisch om te kiezen voor groepswerk. Bij het aanleren van ringenzwaaien ligt de instructievorm meer voor de hand.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Korte quiz in teams van vier

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een didactisch hulpmiddel?
A
Fluit
B
Concentratie

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Onder wijze van aanbieden valt
A
Werken in groepjes
B
Instructie vorm

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij de keuze voor didactische werkvormen vallen onder de beginsituatie:
A
Randvoorwaarden, SB-deelnemers
B
Risico, gevaar en cencentratie

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schoolboeken zijn een didactisch hulpmiddel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De onderverdeling van de didactische werkvormen is:
A
Flap-over, evaluatie, Randvoorwaarden
B
Wijze van aanbieden, Randvoorwaarden, Vrij werken
C
Organisatie, Coachvorm, Ruimte die de lesgever biedt
D
Organisatie, Wijze van aanbieden, Ruimte die de lesgever biedt

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Didactische werkvormen

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Keuze didactische werkvormen
Beginsituatie
Doelstellingen
Bewegingsvormen
Randvoorwaarden
Motorisch
Risico, gevaar
SB-deelnemers
Cognitief
Concentratie
Sociaal-affectief

Slide 28 - Diapositive

Randvoorwaarden:
Heb je maar 3 ballen, wordt 4 groepjes maken erg lastig. Of de grootte van de gymzaal kan hierin meespelen.

Motorisch:
Aanleren van beweging
Cognitief:
Aanleren van regels of tactieken
Sociaal-affectief
Leren van samenwerken of tegen je verlies kunnen.

Risico, gevaar en concentratie:
Activiteiten waarbij risico zit of een hoge concentratie vereist zullen vaker in een gesloten didactische werkvorm worden neergezet.

Didactische hulpmiddelen
Didactische hulpmiddelen zijn hulpmiddelen die de lesgever kan gebruiken om de gehanteerde didactische werkvorm te ondersteunen.

Slide 29 - Diapositive

Fluit
Flap-over 
(white) board
Instructiekaarten
Heb je het gevoel dat je nu beter voorbereid bent?
Nee, niet echt
Hetzelfde als voor de les
Ja, ik ben nu beter voorbereid

Slide 30 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf voor jezelf op het bord op wat je nog lastig vind en wat je al goed beheerst

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Start maken aan het HW van week 4.7
Ingeleverd voor maandagavond 22 april om 20:00!

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Halo effect
Het halo-effect

Stel je voor dat je een leerling hebt die altijd goed voorbereid is, hard werkt en altijd met een positieve instelling aan de les begint. De kans is groot dat je deze leerling ook op andere gebieden hoger beoordeelt dan een leerling die minder gemotiveerd is. Dit noemen we het halo-effect.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Horn effect
Het horneffect

Het tegenovergestelde van het halo-effect is het horneffect. Hierbij beoordelen we iemand lager op andere gebieden vanwege een negatieve eerste indruk. Als een leerling bijvoorbeeld onhandig is tijdens de warming-up, kan je onbewust denken dat hij of zij ook minder goed zal zijn in de rest van de les.

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions