Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Formuleren :
Fouten met verwijswoorden
Slide 1 - Diapositive
1. Geef aan waar het woord 'wat' naar verwijst. 2. Geef ook de betekenis.
Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, wat wij erg leuk vonden.
Slide 2 - Question ouverte
1. Geef aan waar het woord 'dat' naar verwijst. 2. Geef ook de betekenis.
Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, dat wij erg leuk vonden.
Slide 3 - Question ouverte
Lesdoel:
Ik kan fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren, want ik ken de regels die horen bij het gebruik van verwijswoorden.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Fouten met verwijswoorden
1. Onjuist verwijzen
Je gebruikt het verkeerde verwijswoord om naar een ander woord (of een woordgroep) in de zin te verwijzen --> het antecedent
2. Onduidelijk verwijzen
Het gebruikte verwijswoord kan naar meerdere woorden of woordgroepen in de zin verwijzen of het verwijswoord verwijst naar iets wat niet in de tekst staat.
Slide 6 - Diapositive
Onjuist verwijzen
De-woorden: die en deze
Het-woorden: dit en dat
Hen: als het verwijswoord lv is, na een vz
Hun: als het verwijswoord mv is en er geen vz voor staat + nooit ow
Slide 7 - Diapositive
Onjuist verwijzen
dat: het-woord
wat: overtreffende trap, onbepaald voornaamwoord, hele zin of een deel van een zin
aan wie: personen
waaraan: zaken + dingen
Slide 8 - Diapositive
Onduidelijk verwijzen
- Soms wijst een verwijswoord terug naar iets wat niet in de tekst staat. De zin is dan incorrect.
- Soms ontstaat onduidelijkheid doordat er meer dan één antecedent mogelijk is.
Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen het kan doen.
Slide 9 - Diapositive
Kies het juiste verwijswoord. Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn
Slide 10 - Quiz
Kies het juiste verwijswoord. De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn
Slide 11 - Quiz
Goed of fout? Leg uit. De mentoren overhandigden hun aan het eind van het jaar de rapporten.
Slide 12 - Question ouverte
Vul in: 'dat' of 'wat'. Gisteren zijn er in de mist diverse ongelukken gebeurd, … veel blikschade opleverde.
Slide 13 - Question ouverte
Ik heb het lesdoel bereikt: ik kan fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren