Fouten met verwijswoorden

3HV
Nederlands 

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

3HV
Nederlands 

Slide 1 - Diapositive

Terugblik werkwoordspelling

Slide 2 - Diapositive


Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'overtuigd' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?
Zij heeft hem overtuigd van haar sterke argumenten.

A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
heel werkwoord
D

Slide 3 - Quiz

Wat zijn de werkwoordsvormen?
A
persoonsvorm, infinitief en voltooid deelwoord
B
zww, hww en kww
C
tegenwoordige, verleden en voltooide tijd

Slide 4 - Quiz

Nederlandse werkwoorden
Engelse werkwoorden in het Nederlands
hij pakte
zij bakte
hij verfde
zij meldde
hij downloadde
zij switchte
hij smashte
zij grilde

Slide 5 - Question de remorquage

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 6 - Quiz

Engelse werkwoorden

Zij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 7 - Quiz

Formuleren : 

Fouten met verwijswoorden

Slide 8 - Diapositive

Lesdoel: 
Ik kan fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren, want ik ken de regels die horen bij het gebruik van verwijswoorden.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Fouten met verwijswoorden
1. Onjuist verwijzen
Je gebruikt het verkeerde verwijswoord om naar een ander woord (of een woordgroep) in de zin te verwijzen --> het antecedent 

2. Onduidelijk verwijzen
Het gebruikte verwijswoord kan naar meerdere woorden of woordgroepen in de zin verwijzen of het verwijswoord verwijst naar iets wat niet in de tekst staat.

Slide 11 - Diapositive

1. Geef aan waar het woord 'wat' naar verwijst.
2. Geef ook de betekenis.

Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, wat wij erg leuk vonden.

Slide 12 - Question ouverte

1. Geef aan waar het woord 'dat' naar verwijst.
2. Geef ook de betekenis.

Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, dat wij erg leuk vonden.

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Vidéo

Onjuist verwijzen 
De-woorden: die en deze
Het-woorden: dit en dat 

Hen: als het verwijswoord lv is, na een vz
Hun: als het verwijswoord mv is en er geen vz voor staat + nooit ow


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Onjuist verwijzen 
dat: het-woord
wat: overtreffende trap, onbepaald voornaamwoord, hele zin of een deel van een zin 

aan wie: personen 
waaraan: zaken + dingen 

Slide 17 - Diapositive

Onduidelijk verwijzen 
- Soms wijst een verwijswoord terug naar iets wat niet in de tekst staat. De zin is dan incorrect. 
- Soms ontstaat onduidelijkheid doordat er meer dan één antecedent mogelijk is. 

Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen het kan doen. 



Slide 18 - Diapositive

Kies het juiste verwijswoord.
Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord.
De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn

Slide 20 - Quiz

Vul in: 'dat' of 'wat'.
Gisteren zijn er in de mist diverse ongelukken gebeurd, … veel blikschade opleverde.

Slide 21 - Question ouverte

Ik heb het lesdoel bereikt: ik kan fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren
A
Juist
B
Onjuist
C
Mwah

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Vidéo

En nu aan de slag
Maken H2 - fouten met verwijswoorden - opdracht 1 t/m 4

Maak een Infographic (Canva) over de theorie van een van de volgende onderwerpen:
  • samentrekking
  • samentrekking controleren
  • Verwijswoorden 
  • Fouten met verwijswoorden

Slide 24 - Diapositive