To Be/Nationalities

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Learning Objectives

• Nationalities
• Grammar: 'be' 
• things in a classroom (misschien)

To be

to be

to be = werkwoord (verb)

to be = zijn

werkwoord 'zijn'

verb 'to be'

'To be'

Ik	ben
Jij	bent
zij	is
Hij	is
Het	is
Wij	zijn
Jullie	zijn
Zij	zijn

I	am	I'm
You	are	You're
She	is	She's
He	is	He's
It	is	It's
We	are	We're
You	are	You're
They	are	They're

werkwoord 'zijn'

verb 'to be'

'To be'

negative

(negatief)

I	am not	I'm not
You	are not	You're not
She	is not	She's not
He	is not	He's not
It	is not	It's not
We	are not	We're not
You	are not	You're not
They	are not	They're not

Ik	ben niet
Jij	bent niet
zij	is niet
Hij	is niet
Het	is niet
Wij	zijn niet
Jullie	zijn niet
Zij	zijn niet

werkwoord 'zijn'

verb 'to be'

'To be'

question

(vragend)

Ben	ik?
Ben	jij?
Is	zij?
Is	hij?
Is	het?
Zijn	wij?
Zijn	jullie?
Zijn	zij?

Am	I
Are	you?
Is	she?
Is	he?
Is	it?
Are	we?
Are	you?
Are	they?

Nationalities + to be (Guided Practice)

SB p. 5

Do: ex. 5 & 6

Let op! If you finish before the timer goes off, complete:

• WB p. 4 
• All about me: 1 & 2
• nationalities & be: 3 - 6

Independent Practice

WB p. 4 

All about me: 1 & 2

nationalities & be: 3 - 6

Check!

Let's check the answers

Practise!

SB p. 5 ex. 6