Oefentoets hoofdstuk 4

Oefentoets H4
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets H4

Slide 1 - Diapositive

Welke zin is juist?
A
In Nederland beslist het volk in een referendum over wetten
B
In Nederland nemen ambtenaren de belangrijkste beslissingen
C
In Nederland kiest het volk vertegenwoordigers die beslissingen nemen

Slide 2 - Quiz

Wat hoort er niet bij een directe democratie?
A
Volksvertegen-woordigers
B
Referendum voor elke wet
C
Burgers beslissen samen met ambtenaren
D
Bevolking stemt over elk besluit

Slide 3 - Quiz

Iemand die in verkiezingstijd de belangrijkste persoon van een politieke partij is, noemen we...
A
de premier
B
de minister
C
de voorzitter
D
de lijsttrekker

Slide 4 - Quiz

Bij passief kiesrecht...
A
kan je gaan stemmen
B
kun je je verkiesbaar stellen

Slide 5 - Quiz

Wat hoort er niet bij een linkse partij?
A
Gelijkheid
B
Actieve overheid
C
Passieve overheid
D
Opkomen voor kwetsbaren in de samenleving

Slide 6 - Quiz

Wat hoort er niet bij een rechtse partij?
A
Minder verschil tussen arm en rijk
B
Vrijheid
C
Streng optreden tegen criminaliteit
D
Lagere uitkeringen voor mensen zonder werk

Slide 7 - Quiz

Wat hoort er bij het liberalisme?
A
Economische en persoonlijke vrijheid
B
Gelijkwaardigheid en solidariteit
C
Naastenliefde en geloof

Slide 8 - Quiz

Wat hoort er bij sociaaldemocratie?
A
Economische en persoonlijke vrijheid
B
Gelijkwaardigheid en solidariteit
C
Naastenliefde en geloof

Slide 9 - Quiz

Wat hoort er bij christendemocratie?
A
Economische en persoonlijke vrijheid
B
Gelijkwaardigheid en solidariteit
C
Naastenliefde en geloof

Slide 10 - Quiz

Sociaaldemocratie past meer bij...
A
links
B
rechts

Slide 11 - Quiz

Bij welke stroming past de stelling:
"De overheid moet weinig regels voor bedrijven maken."
A
Liberalisme
B
Sociaaldemocratie
C
Christendemocratie
D
Bij alle stromingen

Slide 12 - Quiz

Wie zitten er naast ministers nog meer in het kabinet?
A
Staatssecretarissen
B
Senatoren
C
Tweede kamerleden
D
Koning

Slide 13 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een christendemocratische partij?
A
CDA
B
PvdA
C
VVD
D
D66

Slide 14 - Quiz

Wat doet een staatssecretaris?
A
Presenteren van de miljoenennota
B
Het schrijven van het regeerakkoord
C
Een deel van de taken van een minister overnemen
D
In de Tweede Kamer stemmen

Slide 15 - Quiz

Wie is het staatshoofd van Nederland?
A
De premier
B
De voorzitter van de Tweede Kamer
C
De koning
D
De minister

Slide 16 - Quiz

Waarom zou het niet handig zijn dat Nederland een directe democratie is?

Slide 17 - Question ouverte

Waarom is het voor een partij goed om zo veel mogelijk zetels te hebben in de Tweede Kamer?

Slide 18 - Question ouverte

In de grondwet staat onder andere dat je:
A
belasting moet betalen
B
Iemands telefoon mag afluisteren
C
mag spijbelen
D
verplicht bent om te stemmen

Slide 19 - Quiz

Welke partij is een linkse partij
A
vvd
B
d66
C
sgp
D
sp

Slide 20 - Quiz

Welke partij is een middenpartij
A
pvv
B
pvda
C
sgp
D
cda

Slide 21 - Quiz

Wie is het staatshoofd van Nederland?

Slide 22 - Question ouverte

Bij een referendum:


A
kiest de bevolking vertegenwoordigers in een bestuur
B
stemt de bevolking over een belangrijk politiek onderwerp
C
stemmen volksvertegenwoordigers over politieke zaken.
D
Wordt er alleen gestemd voor het algemeen belang

Slide 23 - Quiz

Wie beslissen er in Nederland of wetsvoorstellen worden aangenomen?
A
Ministers
B
rechters
C
het parlement
D
regering

Slide 24 - Quiz