rekenen 22-23 BBL les 1

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

rekenen BBL

uitzonderingsjaar:

nieuwe methode  mbo-niveau 2, 3, 4

maar: oude examen  2F

je kunt  nog niet op rekenen zakken! 

maar: voldoende voor rekenen 2F geeft vrijstelling op niveau 3

Welke uitspraak past het beste bij jou?

ik heb lang niet gerekend, geen idee of ik het nog kan

Rekenen? Leuk!

rekenen: ik heb er altijd moeite mee gehad

Rekenen: verschrikkelijk, dat leer ik nooit.

rekenen, gaat redelijk

Rekenen 2F

Domeinen: 

• getallen (basisvaardigheden, negatieve getallen, grote getallen)
• verhoudingen  (breuken, procenten, auto 1 op 18 e.d.)
• meten en meetkunde  (omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd)
• verbanden  (tabellen, grafieken, diagrammen)

rekenen, nieuwe indeling

domeinen

                                         kilogram, meter, seconde, liter

                                         plattegrond, oppervlakte, inhoud

                                                                                                                                        prijs per stuk, benzine per km kilometer                                                                                                                          10%   25%   50%   100%

                                          tabel, staafdiagram, grafiek                     

de aanvullingen in jullie online rekenprogramma

Thema's - behandelen 

we niet in de les. 

Ondersteunend: belangrijk 

voor studenten die rekenen 

moeilijk vinden: decimale getallen, negatieve getallen, handig rekenen, grote getallen

de opbouw van een hoofdstuk in ffRekenen

Elk domein bestaat uit 

hoofdstukken 

met 

leereenheden.

verschillende niveaus- start met mbo 2

- Start met de presentatiefilmpjes en oefeningen op mbo2.

- Vind je het heel makkelijk dan ga je na het filmpje meteen naar de toets. Heb je de toets gehaald, dan ga je verder met het volgende onderdeel. Haal je de toets niet -> alsnog oefenen!

-Ook kun je oefenen op mbo3 

- Vind je het filmpje  niet makkelijk, dan ga je alle oefeningen maken.

Planning  Periode 1 (les 90 min)

Les 1: uitleg en starten met het programma

Domein 1: grootheden en eenheden (week 2 t/m 4)

Domein 2: oriëntatie in de 2- en 3 dimensionale wereld (week 5, 6, 7)

Domein 3: verhoudingen herkennen en gebruiken. (week 8)

P3 (les 60 min)

Domein 4 Procenten gebruiken (week 1 en 2)

Domein 5 Omgaan met kwantitatieve informatie (schema’s, tabellen, grafieken), (week 3 en 4)

Oefenen voor het Centraal Examen (week 5-8)

Zo bespreken via bord, wel in lessonUp blijven

Welke opgaven vond je lastig/het lastigst?

1. grote getallen
2. decimale getallen (met komma)
3. negatieve getallen
4. breuken

De belangrijkste grootheden en hun symbolen

de grootheid	het symbool
het gewicht	kg g mg	zwaar
de lengte	km m dm cm mm	lang
de inhoud	hl L dl cl ml	vol

omrekenen van maten

kilo = 1000 keer

kilogram  = 1000 x 1 gram =  1000 gram

kilometer = 1000 x 1 meter = 1000 meter

6 kg = ..... gram

1. 6
2. 60
3. 6.000
4. 60.000

7,5 km = ...... meter

1. 7500
2. 750
3. 0,75
4. 75000

Aan de slag met het programma FF Rekenen

nodig:

laptop met oortjes/koptelefoon

kladpapier en pen!

licentie voor  FFRekenen!

https//ffleren.web.app

Opdracht

• log in, vraag hulp aan klasgenoot of docent als het niet lukt
• controleer/ voeg jezelf nog toe aan de juiste organisatie (ROC Midden Nederland ) en klas (beide via menu rechts drie streepjes)
• Kies  niveau 2. 

Zoek bij de ondersteunende hoofdstukken een onderwerp dat je wil oefenen. Start. Succes!   

Afronding en huiswerk

Bespreken: is het gelukt?   Eerste indruk?

Huiswerk voor volgende week: 

maken van mbo niveau 2 Grootheden en eenheden: 

alle oefeningen van meten en eenheden en van lengte

Maak aantekeningen van dingen die je niet begrijpt!

Je kunt altijd alles opnieuw doen als je onvoldoende scoort.

Kort opfrissen/uitleg

meeteenheden

het omrekenen van maten

1 kilogram = 1000 x 1 gram = 1000 gram

Pak de rekenmachine:

1000 gram= 1000 gram : 1000 = ....    kg

  100 gram=   100 gram : 1000 = ....    kg

    10 gram=     10 gram : 1000 = ....    kg

      1 gram=       1 gram : 1000 = ....    kg

het omrekenen van maten

1 kilogram = 1000 x 1 gram = 1000 gram

Pak de rekenmachine:

1000 gram= 1000 gram : 1000 = .... 1    kg

  100 gram=   100 gram : 1000 = .... 0,1   kg

    10 gram=     10 gram : 1000 = .... 0,01   kg

      1 gram=       1 gram : 1000 = .... 0,001   kg

Kilo    hecto  deca        meter   deci   centi   milli

Welke eenheid van lengte past het beste bij het ding op het plaatje?

km

hm

m

dm

cm

mm

km

hm

dam

m

dm

cm

mm

Zet de eenheden van lengte van groot (links) naar klein (rechts)

Welk woord hoort bij welk plaatje? 

de rolmaat

de boordmaat

de stopwatch

de meetlat

de verhoudingstabel