Les#12 oefenen periode 3


1) Bij mensen van wie de nieren minder goed functioneren, is de uitscheiding van ureum verstoord. Om te voorkomen dat de ureumconcentratie in het bloed te snel oploopt, adviseert Evan deze patiënten een aangepast dieet.
Welke voedingsstoffen zijn in dit dieetadvies beperkt?

A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
1 / 21
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon


1) Bij mensen van wie de nieren minder goed functioneren, is de uitscheiding van ureum verstoord. Om te voorkomen dat de ureumconcentratie in het bloed te snel oploopt, adviseert Evan deze patiënten een aangepast dieet.
Welke voedingsstoffen zijn in dit dieetadvies beperkt?

A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten

Slide 1 - Quiz

Toelichting
1) Ureum ontstaat bij de afbraak van aminozuren, wat weer de bouwstenen van eiwitten zijn

Slide 2 - Diapositive

2) Bij een resorptiestoornis worden te weinig of geen voedingsstoffen uit het voedsel opgenomen in het bloed. De benodigde voedingstoffen moeten dan via een infuus in de bloedbaan worden toegediend. Noteer de letter uit de afbeelding hiernaast die het gedeelte aangeeft dat bij deze patiënt niet goed functioneert.
(klik op de afbeelding om te vergroten)
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 3 - Quiz

Toelichting
2) Je ziet hier een stuk van de dunne darm waar de voedingsstoffen bij een gezond persoon worden geresorbeerd naar het bloed

Slide 4 - Diapositive

3) Bij iemand met een resorptiestoornis kan gevraagd worden om een recept te schrijven voor de samenstelling van de infuusvloeistof. Voedingstoffen in een normale maaltijd zijn onder andere: zetmeel, eiwitten, glucose, vezels, vitamines en aminozuren. Noteer welke van deze voedingstoffen in het recept opgenomen moeten worden.

Slide 5 - Question ouverte

Toelichting
Zetmeel en eiwitten zijn te groot en worden normaal gesproken verteerd voordat ze in het bloed worden opgenomen. Zetmeel wordt verteerd in glucose-moleculen en eiwitten in losse aminozuren.
(glucose en aminozuren moeten dus wel in het infuus, ook vitamines zijn klein genoeg)
Vezels kunnen niet worden verteerd en hoeven dus ook niet in een infuus.

Slide 6 - Diapositive

4) Door de chirurg is bij de patiënt een ‘lange lijn’ aangelegd. Deze bestaat uit een katheter onder de huid in de sleutelbeenader en een aansluitgedeelte (sponsje) in de huid. Via de lange lijn kan voeding vanuit een infuuszak worden toegediend, zie ook de afbeelding (er op klikken om groter te maken)

De permanente katheter wordt altijd in een ader aangebracht. Waarom wordt deze katheter in een ader aangebracht en niet in een slagader?

A
omdat de kleppen in de ader het terugstromen van de voedingstoffen voorkomen
B
omdat in een ader een lagere bloeddruk heerst dan in een slagader
C
omdat vanuit de darmen de voedingsstoffen het eerst in een ader komen
D
omdat vanuit een ader het bloed eerder in het hart is

Slide 7 - Quiz

5) Een patiënt vraagt: “Waarom schenken jullie geen grapefruitsap in plaats van sinaasappelsap? Grapefruitsap is toch veel gezonder?” Een dokter legt uit dat grapefruitsap de werking van een aantal medicijnen beïnvloedt.  
 
5) Een patiënt vraagt: “Waarom schenken jullie geen grapefruitsap in plaats van sinaasappelsap? Grapefruitsap is toch veel gezonder?” Een dokter legt uit dat grapefruitsap de werking van een aantal medicijnen beïnvloedt.  
 
-->De rest van de vraag staat op de volgende slide

Slide 8 - Diapositive

5) Een van de medicijnen die door grapefruitsap wordt beïnvloed is buspirone, een kalmeringsmiddel.
- Leg uit dat mensen die dit middel slikken en toch grapefruitsap drinken last kunnen krijgen van slaperigheid.

Slide 9 - Question ouverte

Antwoord
5) Uit het antwoord moet blijken dat:
• De stoffen uit grapefruitsap de enzymen die de medicijnen afbreken onwerkzaam maken
• Als gevolg daarvan wordt meer kalmeringsmiddel opgenomen, waardoor de persoon slaperig kan worden

Slide 10 - Diapositive

In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) zijn veel soldaten gesneuveld op het slagveld. Het gebruik van zware munitie leidde tot forse verwondingen waardoor veel soldaten overleden als gevolg van bloedverlies.
In het kader van een project over de Eerste Wereldoorlog kozen Tom en Michael ervoor onderzoek te doen naar bloedtransfusies tijdens deze periode.
Michael leest dat de Britse medische staf adviseerde om de gewonden met bloedverlies een infuus met een zoutoplossing te geven. Helaas bleek dit infuus in de meeste gevallen niet voldoende en verloren de gewonden snel het bewustzijn waarna ze alsnog stierven. Het verlies van bewustzijn wordt veroorzaakt door het ontbreken van een bepaald bloedbestanddeel in de zoutoplossing.

--> de vraag staat op de volgende slide

Slide 11 - Diapositive

6) Welk bloedbestanddeel ontbreekt in de zoutoplossing waardoor het verlies van bewustzijn kan optreden?
A
bloedplaatjes
B
bloedplasma
C
rode bloedcellen
D
witte bloedcellen

Slide 12 - Quiz

Toelichting:
Rode bloedcellen vervoeren zuurstof naar de weefsels. Bij gebrek aan zuurstof naar o.a. de hersenen kan iemand het bewustzijn verliezen

Slide 13 - Diapositive

Afbeelding bij vraag op de volgende slide, soldaat ontvangt donorbloed vanuit een fles

Slide 14 - Diapositive

De Canadese medische staf zag meer nut in het toedienen van bloed dat alle bloedbestanddelen bevat. In eerste instantie vond de transfusie plaats via een slangetje van donor naar ontvanger. Later werd het donorbloed opgevangen in een fles voordat het werd overgebracht naar de patiënt, zie Figuur 4.

7) Noteer welke bloedvaten en welke delen van het hart het donorbloed achtereenvolgens passeert op de kortste weg van een ader in de linker-onderarm van de ontvanger naar zijn hersenen.

Slide 15 - Question ouverte

Antwoord
7) Linkerarmader --> bovenste holle ader --> rechter boezem --> rechter kamer --> longslagader --> haarvaten longen --> longader --> linker boezem --> linker kamer --> aorta --> halsslagader --> (haarvaten van de) hersenen 

Slide 16 - Diapositive

8) Als het bloed werd opgevangen in een fles was het nodig om de inhoud van de fles in beweging te houden zodat het bloed niet stolde. Welke 2 bloedbestanddelen zetten de bloedstolling in gang? 
De juiste bestanddelen
Bloedplasma
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen

Slide 17 - Question de remorquage

Slide 18 - Diapositive

Tom leest dat het in 1916 nog niet gebruikelijk was om de bloedgroepen van donor en ontvanger te bepalen. 
Het gevolg hiervan was dat een aantal gewonden alsnog overleed als gevolg van een transfusie met bloed van een verkeerde bloedgroep. Tom probeert een schatting te maken hoe groot de kans hierop is. Hij neemt aan dat een bloedtransfusie met bloed van een niet-geschikte donor altijd leidt tot het overlijden van de ontvanger (zie Figuur 5) en dat de verdeling van de bloedgroepen onder de militairen in de Eerste Wereldoorlog hetzelfde is als in Nederland op dit moment, zie Tabel 1

Slide 19 - Diapositive

9) Hoe groot is de kans dat een gewonde soldaat met bloedgroep B overlijdt als gevolg van een bloedtransfusie met bloed waarvan de bloedgroep onbekend is? Ga uit van de aannames die Tom doet

Slide 20 - Question ouverte

Toelichting
9) 42+3=45%
Iemand met bloedgroep B kan geen bloed ontvangen van iemand met bloedgroep A of AB. Tegen antigeen A zal deze persoon namelijk antistoffen aanmaken omdat dit voor diegene lichaamsvreemd is. Tegen eigenbloedgroep (B) zullen geen antistoffen worden aangemaakt. Bloedgroep 0 ook  niet omdat deze geen antigenen A of B heeft. Dus daar zullen ook geen antistoffen tegen worden aangemaakt.

Slide 21 - Diapositive