hv 1p 1411 2019 Project angstzweet 4

hv 1p
Welkom
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

hv 1p
Welkom

Slide 1 - Diapositive

Lekker lezen (in stilte)
Leg je schrift met aantekeningen
open op tafel
timer
13:00

Slide 2 - Diapositive

Programma 

project Angstzweet, vierde les: 
  • instructie leestekens en inoefenen

  • werken aan eigen spannende verhaal



Slide 3 - Diapositive

Je leert vandaag
- wanneer je een komma, dubbele punt en aanhalingstekens moet gebruiken
- wat de directe rede en de indirecte rede is




Slide 4 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 5 - Diapositive

Komma om zin beter leesbaar te maken 
  • tussen twee persoonsvormen
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin (Doe jij dat even, Ellen?)
  • voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra

Slide 6 - Diapositive

Bedenk een zin met komma...
  • tussen twee persoonsvormen


  • met 'omdat' of 'want'

Slide 7 - Diapositive

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 8 - Diapositive

Bij een aankondiging, b.v.:
  • een opsomming: Rianne spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
  • een citaat: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'

Slide 9 - Diapositive

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 10 - Diapositive

Directe rede
  • Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) => aanhalingstekens
  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel weg.'
  • Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op => GEEN aanhalingstekens
  • Vader zei dat hij de vuile borden wel zou wegzetten.
  • Vader zei / riep / vertelde / meldde / beloofde /..... dat...

Slide 11 - Diapositive

Directe rede
  • Om dat wat iemand zegt, zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
  • Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

  • Begint de zin met wat er gezegd wordt? Dan geen dubbele punt, maar een komma:
  • 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 12 - Diapositive

'Vandaag praten we allemaal Frans in het Cals', zei hij.
Dit is:
a. Directe rede (twee vingers)
b. Indirecte rede (vijf vingers)

Slide 13 - Diapositive

In de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens
a. Dit is waar (twee vingers)
b. Dit is niet waar (vijf vingers)

Slide 14 - Diapositive

Zelfstandig werken
Lees de theorie op blz. 184 en maak van opdracht 1, 2 en 3 (blz. 185) de eerste drie zinnen.


timer
8:00

Slide 15 - Diapositive

Bespreken

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Directe en indirecte rede
  •   Waarom leren we dit? 

Slide 20 - Diapositive

Een spannend verhaal schrijven: eerst de opzet maken!

  1. Waar speelt het verhaal zich af?
  2. In welke ruimte?
  3. Welke tijd? 
  4. Wie is het personage? Wie spelen er nog meer mee?
  5. Belangrijke voorwerpen? 
  6. Welke criteria voor spanning ga je in je verhaal gebruiken? 

Slide 21 - Diapositive

'het ongeluk', welk ongeluk? open plekken
grafstenen, begraafplaats, donker: spannende ruimte
'verstijfd van schrik', kriebels in de buik, 'trok wit weg': speciale woorden 
snel verteld of heel langzaam met veel details: tempo
personage die anders doet dan je verwacht / onverwachte geluiden of acties: lezer verrassen
kerkklok, tijd die wegtikt: er gaat iets gebeuren

Slide 22 - Diapositive

Spanning ontstaat door...
  • informatie die achtergehouden wordt /open plekken
  • personage die verandert tijdens het verhaal
  • versnelling (wat er gebeurt, wordt in een paar regels verteld)
  • vertraging (wat er gebeurt, wordt uitgebreid verteld)
  • een tikkende klok (bom, computer, ...)
  • cliffhanger
  • spannende ruimte
  • actie of bepaald karakter/dialoog

Slide 23 - Diapositive

Een spannend verhaal schrijven
  1. In tweetallen: kies een schrijfmaatje
  2. Maak een eerste opzet zoals we net samen hebben gedaan: plaats, ruimte, personages, wat gebeurt er,  ...
  3. Welke regels voor spanning ga je toepassen? Wat vertel je b.v. juist nog niet? 



Slide 24 - Diapositive

Een spannend verhaal schrijven

  1. Anderhalf A 4'tje, getypt, lettertype Arial 11
  2. Morgen in de les  werken we op computers van school
  3. Inleveren: uiterlijk maandag 18 nov. uiterlijk om 18.00 uur via Magister-opdracht
  4. Dinsdag 19 nov. neem je een print van dit verhaal mee naar de les. 


Slide 25 - Diapositive

Aan de slag!
Schrijf de opzet van je verhaal in tweetallen
Overleg over het verloop
Spreek af wanneer je het verhaal gaat afmaken (na morgenmiddag)


timer
12:00

Slide 26 - Diapositive

Leerdoel gehaald?
  • Hoe wordt een verhaal spannend? 

  • Welke elementen ga je gebruiken voor jullie eigen spannende verhaal?

Slide 27 - Diapositive