Hoofdstuk 15 eind

                      Valentijnsdag 14 februari 2023



                    - fr                     - r                                               -fr  
                      


                      
                    - r

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2HBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

                      Valentijnsdag 14 februari 2023



                    - fr                     - r                                               -fr  
                      


                      
                    - r

Slide 1 - Diapositive

Spreekwoord: Uit het oog uit het hart

Als je iemand niet vaak ziet verlies je het contact



Zoek een spreekwoord/ uitdrukking in het Nederlands die met liefde te maken heeft.


Slide 2 - Diapositive

Reizen: Vervang (replace) de onderstreepte woorden

Ik heb vroeger veel gereisd. (zonder bestemming)
Ik heb vroeger veel reizen gemaakt.
Ik ben helemaal afgereisd naar Zuid-Amerika om .....(bestemming) het Brazilaans carnaval mee te maken.
Ik ben met de trein naar Friesland gegaan.
Ik ben naar Sri Lanka geweest.
Ik heb veel landen gezien.


Een mooie reisherinnering.

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk = 
Opdracht 4 bladzijde 213 
Vul in: die of dat

15.5 bladzijde 215
Opdracht 5: Dit is/ zijn, dat is/ zijn


Slide 4 - Diapositive

Beschrijven wat je ziet opdracht 2 bladzijde 211

Zoek een mooie foto uit op je telefoon en beschrijf  wat je ziet.
Maak 5 zinnen:

Voorbeeld


Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Wintersport:
Dit is een foto van mijn vakantie. 
Dit is in de bergen.  
Ik vind skiën ook erg leuk.
Dit is mijn man en dat zijn mijn kinderen.

Mijn man skiet al van kinds af aan. Hij was 3 jaar.
Mijn kinderen skiën ook heel goed!
Ik ski sinds mijn veertiende.
We waren in Frankrijk in Risoul. Er lag genoeg sneeuw!

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 6 bladzijde 214 
1 Ken je deze serie?
Ja dat/ die ken ik.
Nee dat/ die ken ik niet.

2 Hoe heet dit ding?
Dat/ die heet een telefoonoplader.

3 Hoe heet de persoon naast jou?
Dat/ die is Mira.

Maak de zinnen verder af en schrijf deze zinnen op.

Opdracht 7 bladzijde 215

Opdracht 8 bladzijde 215

Opdracht 9 over borden spreken bladzijde 216

Opdracht 10: woordwolk bladzijde 217




Slide 8 - Diapositive

Opdracht 7 bladzijde 215 Bedenk zelf een vraag.

2 vraag:
Antwoord: Nee, dit is de bus naar Enschede.

3 vraag:
Dat weet ik niet.

4 vraag:
Antwoord: 

5 vraag: 
Antwoord: O, dat is romantisch!

6 vraag:
Antwoord: Ja, die ken ik.


Slide 9 - Diapositive

Opdracht 8 bladzijde 215 een puzzel maken


Pak jullie telefoon

Slide 10 - Diapositive

Ik neem koffie ......... melk.
Zwarte koffie vind ik lekkerder.
A
met
B
zonder
C
en
D
op

Slide 11 - Quiz

Ik spreek geen Italiaans, maar mijn vriend......... Hij heeft een cursus gedaan.

Slide 12 - Question ouverte

Hoe laat ben je op het station? Ik kom je met de auto ..............
A
brengen
B
geven
C
halen
D
krijgen

Slide 13 - Quiz

Ik woon nu hier, maar ................jaar woonde ik nog in Athene.

Slide 14 - Question ouverte

De huizen hier zijn echt ................. dan in Oostenrijk. Ze zijn veel kleiner.
A
beter
B
verschillend
C
groter
D
anders

Slide 15 - Quiz

Ik was een beetje laat, maar ............was de trein nog niet vertrokken.

Slide 16 - Question ouverte

We hebben geen tuin, maar wel een ........ op de eerste verdieping
A
badkamer
B
keuken
C
balkon
D
zolder

Slide 17 - Quiz

De film begint om half negen.........
Na die tijd mag je niet meer naar binnen!
A
later
B
precies

Slide 18 - Quiz

Over verbodsborden spreken:
Het is verboden is iets verbieden.
Je mag (hier) niet ...............
Het is verboden om hier te .....................

In het algemeen:
Het is verboden om hier te ..................
Je mag hier niet ............................
Je mag hier geen ......................



Slide 19 - Diapositive

Opdracht 10 bladzijde 217 
woordwolk
Werk in tweetallen
Maak zinnen met de woorden
Gebruik elk woord








timer
10:00

Slide 20 - Diapositive


Een kaartje schrijven

1 Begin met een groet
2 Vraag hoe het gaat.
3 Vertel hoe het gaat.
4 Vakantieland. Ik ben .......................
5 Weer. Het is ......................
6 Activiteiten. (fiesten/ wandelen/ op een terrasje zitten/.............)
7 Sluit af met een groet


Slide 21 - Diapositive