onregelmatige werkwoorden
Zet de werkwoorden in de juiste vorm. (blz.47)
1 (imperfectum) Ik .................... (liggen) lekker in bed te slapen.
2 (imperfectum) Toen ........... (vliegen) een vogel tegen het raam.
3 (imperfectum) Ik ............(vinden) de vogel buiten op de grond.
4 (imperfectum) Gelukkig ......... (lijken) het mee te vallen.
5 (imperfectum) De vogel .......... (zijn) nog springlevend.
6 (imperfectum Hij .................(kunnen) nog makkelijk wegvliegen.