Les 2 Autecologie

Klassenindeling


Huiswerk:
lezen theorie t/m 23.4
maken toetsvragen bij 23.2
moeilijk?  maak de oefenvragen en maak de toetsvragen in KWT
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Klassenindeling


Huiswerk:
lezen theorie t/m 23.4
maken toetsvragen bij 23.2
moeilijk?  maak de oefenvragen en maak de toetsvragen in KWT

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Het molecuul met de laagste energiewaarde is
A
molecuul A
B
molecuul B
C
molecuul C
D
molecuul D

Slide 3 - Quiz

HUISWERK
voorkennisvragen opdr 3 en 4 Thema 5 gemaakt

open je schrift en gebruik alleen je antwoorden voor de volgende twee opdrachten

Slide 4 - Diapositive

bekende begrippen

Slide 5 - Carte mentale

onbekende begrippen

Slide 6 - Carte mentale

DOEL
Je kent de voor ecologie relevante organisatieniveaus en kunt ze in een context herkennen en benoemen.

(theorie 23.1)

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Organisatieniveaus
Populatie: Alle individuen van 1 soort in een bepaald gebied die onderling voortplanten

Levensgemeenschap: Alle populaties in een bepaald gebied

Ecosysteem: alle (a)biotische factoren in een bepaald gebied

Bioom: Ecosysteem op wereldschaal (regenwouden, woestijnen, toendra's, bergketens etc)

Slide 9 - Diapositive

Niveau Individu: Zelfde soort? Hoe weet je dat (voorkennis)?

Slide 10 - Diapositive

Wat is de definitie van een soort?
Dieren van dezelfde soort kunnen samen voortplanten en vruchtbare nakomelingen voortbrengen.

niet in boek, wel voorkennis

Slide 11 - Diapositive

Organisatieniveaus
Populatie: Alle individuen van 1 soort in een bepaald gebied die onderling voortplanten

Levensgemeenschap: Alle populaties in een bepaald gebied

Ecosysteem: alle (a)biotische factoren in een bepaald gebied

Bioom: Ecosysteem op wereldschaal (regenwouden, woestijnen, toendra's, bergketens etc)

Slide 12 - Diapositive

Ecosysteem?
Ecosysteem?

Slide 13 - Diapositive

Gebied
bepaald door de grenzen waarbinnen de populaties zich (meestal) bevinden.

Vijvers en Meren zijn makkelijk, de rest enigszins arbitrair.

Slide 14 - Diapositive

Organisatieniveaus
Populatie: Alle individuen van 1 soort in een bepaald gebied die onderling voortplanten

Levensgemeenschap: Alle populaties in een bepaald gebied

Ecosysteem: alle (a)biotische factoren in een bepaald gebied

Bioom: Ecosysteem op wereldschaal (regenwouden, woestijnen, toendra's, bergketens etc)

Slide 15 - Diapositive

Abiotisch vs Biotisch
biotische factoren: Alle levende of dode componenten van een ecosysteem

abiotische factoren: Alle levenloze componenten van een ecosysteem.


Slide 16 - Diapositive

Doel
Je kunt met behulp van de begrippen niche, optimumkromme
 en tolerantiegrenzen in een gegeven situatie o.a. verklaren:
- wat het verspreidingsgebied van de soort is
- met welke andere soorten deze soort concureert
- wat de beperkende factor is

theorie 23.2

Slide 17 - Diapositive

Waarom wonen hier geen kikkers??

Slide 18 - Diapositive

En waarom hier niet?

Slide 19 - Diapositive

waar doet deze optimumcurve aan denken?

Slide 20 - Diapositive

Wat zijn de tolerantiegrenzen voor regen
bij planten in afrika?

Slide 21 - Diapositive

Beperkende factor
De ene (a)biotische factor die er voor zorgt dat een individu/populatie niet sneller kan voortplanten/groeien

In de woestijn is dat voor planten bv een gebrek aan neerslag (en niet zonlicht, CO2 gehalte, ruimte, vraat door dieren etc)

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

twee soorten concurreren als tolerantiecurves voor een beperkende factor overlappen

Slide 24 - Diapositive

Niche (Nis)
Het totaal aan abiotische factoren waarvan een soort afhankelijk is, en
alle relaties die een soort heeft met andere soorten

Slide 25 - Diapositive



Huiswerk:
lezen theorie t/m 23.4
maken toetsvragen bij 23.2
moeilijk?  maak de oefenvragen en maak de toetsvragen in KWT

Slide 26 - Diapositive

"Het aantal grote grazers wordt verminderd, zodat er het hele jaar rond voldoende voedsel aanwezig is voor alle grazers. In de winter bepaalt de Body Condition Score of bijvoeren nodig is." Benoem de organisatieniveaus

Slide 27 - Question ouverte

Dit zijn twee soorten honden
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 29 - Question de remorquage

Wat zijn volgens jou de hoofdzaken van theorie 23.2 (incl subparagrafen)

Slide 30 - Question ouverte

In een tropische zee leven drie krabbensoorten A, B en C. Voor krab A liggen de tolerantiegrenzen bij 18 en 40°C , voor krab B bij 22 en 41°C en voor krab C bij 20 en 34°C. In een gedeelte van een tropische zee schommelt de temperatuur tussen de 20 en 36°C.
Welke krab(ben) kan (kunnen) daar voorkomen wanneer alle overige milieufactoren gunstig zijn?
A
A
B
B
C
C

Slide 31 - Quiz