Les 4 Werkboek

Vraag 4 
Een emmetroop draagt een duikbril. Hij ziet een vis 60 cm voor de duikbril. 
a) Op welke plaats bevindt zich het beeld/op welke afstand lijkt de vis te zwemmen? 
n x l’ = n’ x l           deze formule hebben we nodig
1.33 x l’ = 1.0  x  – 60
1.33 x  l’ = – 60          l' = - 60/1,33 = -45,11 cm
De vis lijkt op 45,11 cm voor de duikbril te liggen terwijl hij in werkelijkheid op 60 cm zich bevindt.  
 

De vis lijkt op 45,11 cm voor de duikbril te liggen terwijl hij in werkelijkheid op 60 cm zich bevindt.

 

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
OBPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vraag 4 
Een emmetroop draagt een duikbril. Hij ziet een vis 60 cm voor de duikbril. 
a) Op welke plaats bevindt zich het beeld/op welke afstand lijkt de vis te zwemmen? 
n x l’ = n’ x l           deze formule hebben we nodig
1.33 x l’ = 1.0  x  – 60
1.33 x  l’ = – 60          l' = - 60/1,33 = -45,11 cm
De vis lijkt op 45,11 cm voor de duikbril te liggen terwijl hij in werkelijkheid op 60 cm zich bevindt.  
 

De vis lijkt op 45,11 cm voor de duikbril te liggen terwijl hij in werkelijkheid op 60 cm zich bevindt.

 

Slide 1 - Diapositive

Vraag 4 
b) Hoeveel moet je accommoderen om de vis scherp te zien onder water?
P = 100/45,11  = 2,22 dpt.
c)  Deze persoon kan nog 1 dpt accommoderen. Welke sterkte moet er in de duikbril om op de werkafstand scherp te kunnen zien? 
2,22- 1= 1,22 afgerond 1,25 dpt als bril nodig 


Slide 2 - Diapositive

Vraag 5 Zelf maken 
Een emmetroop draagt een duikbril. De werkafstand is 75 cm. 
a) Op welke afstand lijkt het werk zich te bevinden onder water?
b) Hoeveel moet de persoon accommoderen om onder water op deze werkafstand scherp te zien?
c) Deze persoon kan nog 1 dpt accommoderen. Welke sterkte moet er in de duikbril om op de werkafstand scherp te kunnen zien

Slide 3 - Diapositive

Uitwerking 
n ∙ l’ = n’ ∙ l           1.33 ∙ l’ = 1.0 ∙ - 75      1.33 ∙ l’ = - 75
l' = -75/ 1,33 = –56,39 cm.
Het werk lijkt op 56,39 cm voor de duikbril te liggen terwijl het in werkelijkheid op 75 cm zich bevindt.
b. P = 100/56, 39 = 1,77 dpt.
c. Hij heeft 1,77 dpt accommodatie nodig, maar kan zelf nog maar 1 dpt leveren. Hij komt dus 1,77 – 1= 0,77 dpt te kort. S + 0,75 dpt moet dan in de duikbril.
 












Slide 4 - Diapositive

Vraag 6 zelf maken
Een emmetroop draagt een duikbril. De werkafstand is 80 cm. 
a) Op welke afstand lijkt het werk zich te bevinden onder water?
b) Hoeveel moet de persoon accommoderen onder water als hij het werk scherp wil zien?

Slide 5 - Diapositive

Een emmetroop draagt een duikbril. De werkafstand is 80 cm.
a) Op welke afstand lijkt het werk zich te bevinden onder water?
b) Hoeveel moet de persoon accommoderen onder water als hij het werk scherp wil zien?
timer
7:00

Slide 6 - Question ouverte

Uitwerking 
n ∙ l’ = n’ ∙ l     1.33 ∙ l’ = 1.0 ∙ – 80          1.33 ∙ l’ = – 80
l' = −80/ 1,33  = – 60,15 cm.
Het werk lijkt op 60,15 cm voor de duikbril te liggen terwijl het in werkelijkheid op 80 cm zich bevindt.
b. P = 100/60,15 = 1,67 dpt.
1,67 dpt accommoderen.  









Slide 7 - Diapositive

Vraag 7
 Een myoop draagt een correctie van S – 4,25 op een hoornvliesafstand van 13 mm. De werkafstand is 50 cm. Hij kan zelf nog 0,75 dpt accommoderen. De duikbril heeft een hoornvliesafstand van 32 mm.
a. Wat is de brilsterkte op een hoornvliesafstand van 32 mm (in de lucht)

Slide 8 - Diapositive

h.a. nieuw – h.a. oud

32 – 13 = + 19 mm. 

Slide 9 - Diapositive

t'c= 1/ -4,25= -0,23529 m x 1000 = -0,235,29 mm
t'c = – 235,29 + 19= – 216,29 mm.

T'c = 1/ t'c =1/0,21629 = – 4,62 dpt  


Slide 10 - Diapositive

b. Op welke afstand lijkt het werk zich te bevinden onder water?
n ∙ l’ = n’ ∙ l        1.33 ∙ l’ = 1.0 ∙ – 50    1.33 ∙ l’ = –50
l' = -50/1,33 = - 37,59 cm.
Het werk lijkt op 37,59 cm voor de duikbril te liggen terwijl het in werkelijkheid op 50 cm zich bevindt.  





Slide 11 - Diapositive

c. Welke sterkte moet de duikbril hebben om op de werkafstand scherp te kunnen zien?
P = 100/37,59 = 2,66 dpt.
Hij heeft 2,66 dpt accommodatie nodig, maar kan zelf nog maar 0,75 dpt accommodatie leveren. Hij komt dus 2,66 - 0,75= 1,91 dpt te kort.
De verte sterkte in de duikbril moet - 4,62 dpt zijn met een additie van 1,91 dpt. De duikbril moet dan - 4,62 + 1,91 = - 2,71 dpt à - 2,75 dpt zijn.  





Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive