Week 45/46 - Twijfelwoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 4

Jouw/ jou

Beiden/ beide

Lesdoel(en)

Oefenen met spellen van twijfelwoorden, zoals 'jou of jouw', 'na of naar' en 'hun of hen'.

Beide of beiden?

Verwijst het woord naar twee personen? Dan schrijf je 'beiden' met een 'n'. In alle andere gevallen schrijf je 'beide'. 

De zussen zijn beiden jarig geweest.

De man en zijn tas zijn beide spoorloos verdwenen.

Verscheidene(n), Alle(n), Vele(n), 

De regel van 'beide' of 'beiden' kun je hierop ook toepassen.

Alle kaartjes zijn verkocht.

Verscheidenen hebben de ramp niet overleefd (mensen).

Beide of beiden?
'Mijn ouders zijn ... met pensioen'.

1. Beiden
2. Beide

Vele of velen?
'De koffers zijn verdwenen. ... zijn op de lopende band achtergebleven.'

1. Vele
2. Velen

Dan of als?

Verwijst het woord naar een verschil? Je gebruikt 'dan'.

Wordt er een vergelijking gemaakt? Je gebruikt 'als'.

Mijn cliënt is ouder dan jouw cliënt.

Ik ben net zo snel als die voetganger.

Schrijf je dan of als?
'Jannes vindt het moeilijker ... Thomas.'

In welke zin is 'dan' of 'als' op de juiste manier gebruikt?

1. Mijn collega werkt daar veel langer als ik.
2. Jij bent veel enthousiaster dan de buurvrouw.

Dan mij/als ik?

Maak de zin langer.

Zij is ouder ... ik. Zij is ouder dan ik ben.

Doe jij hetzelfde ... ik? Doe jij hetzelfde als ik doe?

Grote of grootte?

Gaat het om iets groots? Gebruik dan 'grote'. 

Gebruik je het woord om aan te geven hoe groot het is? Gebruik van 'grootte'. 

Ik ben bang voor de grote hond.

De grootte van het huis valt erg tegen.

Maak een zin met daarin het woord 'grootte'.

Heel of hele?

Wat voegt het woord toe aan de betekenis?

Dit is een heel lekkere hamburger.

Zij heeft de hele vakantie aan mijn hoofd gezeurd.

Wat is juist?

1. Die docent is een heel aardige man.
2. Die docent is een hele aardige man.

Me of mijn?

Is het een bezittelijk voornaamwoord? Dan schrijf je 'mijn'. 

Dit is mijn laptop.

Deze laptop staat naast me.

Wat is juist?

1. Me moeder komt morgen langs.
2. Mijn moeder komt morgen langs.

Jou of jouw?

Jouw is een bezittelijk voornaamwoord. Jou een persoonlijk voornaamwoord. Tip: vervang het woord met 'mij' of 'mijn'. Hoor je mijn? Je schrijft dan jouw.

Dat schrift is van jou.

Jouw computer doet het niet meer.

Jou of jouw?
'Die vader van ... is een akelige man.'

Jou of jouw?
'Is ... tas gisteren bij mij blijven liggen?'

Na of naar?

Na zegt vaak iets over 'iets volgend op'. Naar zegt vaak iets over een richting.

Ga jij naar de slager?

Na de les wil ik graag even met jou praten.

Maak een zin met het woord 'naar' erin (richting).

Haar of zijn?

Is het mannelijk of vrouwelijk? Bij vrouwelijke woorden gebruik je 'haar'. Bij mannelijke woorden gebruik je 'zijn'. Bij onzijdige woorden gebruik je meestal 'zijn'.

Haar of zijn?

De taxichauffeur is zuinig op zijn nieuwe auto.

De stagiaire heeft haar eerste dag achter de rug.

Het schoolbestuur heeft zijn nieuwe voorzitter gekozen. 

Welke zin is juist gespeld?

1. De gemeenteraad staat in haar recht.
2. Het comité heeft zijn besluit genomen.

Mix van twijfelwoorden

Welke zin is juist?

1. Ik geef meer geld uit dan jij.
2. Ik geef meer geld uit dan jou.
3. Ik geef meer geld uit dan jouw.
4. Ik geef meer geld uit dan jei.

Welke zin is juist?

1. Hij is net zo oud dan mijn zoon.
2. Geef me jou sleutels!
3. Jeste is groter als jou.
4. Kees is vijf keer sterker dan Luc.

Welke zin is juist?

1. De hond ligt naast me op de bank.
2. Dit is een hele mooie klok.
3. De grootte kast past niet in de auto.
4. Die voetgangers zijn beide erg langzaam.

Welke zin is juist?

1. Laura heeft een mooiere stem dan mij.
2. Laura heeft een mooiere stem dan ik.

Welke zin is juist?

1. Hij staat met zijn rug na het raam.
2. Naar het lezen van dat boek, was ik op de hoogte.
3. Naardat je dat zei, werd ik verdrietig.
4. Naar aanleiding van die maatregel blijf ik binnen.

Ben je meer te weten gekomen over de spelling van twijfelwoorden?

😒🙁😐🙂😃

Einde van de les

Fijne dag!