Nederlands D2V18

D2V18: HERHALING VOORNAAMWOORDEN


"Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?"

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

D2V18: HERHALING VOORNAAMWOORDEN


"Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?"

Slide 1 - Diapositive

Duid de juiste vorm aan.
Is deze boekentas van ... ?
A
jou
B
jouw

Slide 2 - Quiz

Hoe heet ... hond nu ook alweer?
A
jou
B
jouw

Slide 3 - Quiz

PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN
Staan in de plaats van een persoon.
bv. Oma ziet jou heel graag.
BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN
Wijzen op een bezit.
bv. Je gaf jouw oma een dikke knuffel.

Slide 4 - Diapositive

PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN
  • ik (mij)
  • jij (jou/je)
  • hij, zij, het (hem, haar)
  • wij (ons)
  • jullie (jullie)
  • zij (hen, hun, ze)

BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN
  • mijn
  • jouw/je
  • zijn, haar
  • ons/onze,
  • jullie
  • hun

Slide 5 - Diapositive

Schrijf je jou of jouw? (opdr. 3 p. 118)
TIP: Vervang door mij of mijn
Hoor je de N of niet? 

Dit boek is van ... . | mij ➜ jou
Dit is ... boek. | mijn ➜ jouw 

Slide 6 - Diapositive

Ik heb gisteren              papa gezien. (jou/jouw)
Ik denk dat deze jas van              is. (jou/jouw)
Proficiat!           mag            prijs komen afhalen! (u/uw)
Heeft           deze formulieren al ingevuld? (u/uw)
jouw
jou
u
uw
u

Slide 7 - Question de remorquage

men - m'n - mijn (opdracht 4 p. 119)
  • m'n = mijn: bezittelijk voornaamwoord (van mij)
  • men: onbepaald voornaamwoord = 'een zekere'

Slide 8 - Diapositive

hen - hun (opdracht 5 p. 119)
LIJDEND VW
MEEWERKEND VW
Wie of wat?
Aan wie?
Voor wie?
bv. An geeft een pen aan Bart.
bv. An geeft een pen aan Bart.

Slide 9 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Mama geeft het cadeautje aan papa.
A
mama
B
papa
C
aan papa
D
het cadeautje

Slide 10 - Quiz

HEN gebruik je
  1. na een voorzetsel ➜ Vraag je aan hen of we mogen meedoen?
  2. als lijdend voorwerp ➜ We hebben hen gisteren gezien.
HUN gebruik je
  1. ter vervanging van een voorzetsel + hen ➜ Heb je hun broer al ontmoet?
  2. als meewerkend voorwerp zónder aan of voor ➜ Vraag je hun of we mogen meedoen?

Slide 11 - Diapositive

Geef een voorbeeldzin met een meewerkend voorwerp.

Slide 12 - Question ouverte

Beide of beiden?
Sommige of sommigen? Andere of Anderen? 
Wanneer gebruik je welke vorm?

Slide 13 - Diapositive

Tijdens de pauze eten ... kinderen een koek.
A
sommige
B
sommigen

Slide 14 - Quiz

An-Sofie en Eline droegen ... een jeansbroek.
A
beide
B
beiden

Slide 15 - Quiz

Rik is beter in wiskunde dan de ... leerlingen.
A
andere
B
anderen

Slide 16 - Quiz

Beiden, sommigen, anderen, ...
 !! Zelfstandig EN als ze verwijzen naar meer dan 1 persoon. !!

Deels persoon, deels zaak/dier = 2 mogelijkheden. 
Bv. De man en zijn kat werden beide/beiden gered uit de brand. OF allebei (minder formeel)

Slide 17 - Diapositive

De ... mensen drinken graag bier.
A
meeste
B
meesten

Slide 18 - Quiz

Zij zijn de ... die thuis geen tv hebben.
A
enige
B
enigen

Slide 19 - Quiz

De fotograaf en zijn camera vielen ... op de grond.
A
beide
B
beiden
C
alletwee correct

Slide 20 - Quiz

Theorie + opdrachten p. 121

Slide 21 - Diapositive