Isk 5 Vertel eens ; Een voetbalwedstrijd

Een voetbalwedstrijd
Vertel eens: Hoofdstuk 5
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Een voetbalwedstrijd
Vertel eens: Hoofdstuk 5

Slide 1 - Diapositive

Ga je wel eens naar een voetbalwedstrijd? Of kijk je weleens naar een wedstrijd op tv, of bij vrienden thuis/ Waarom wel/niet?

Slide 2 - Carte mentale

Aan het eind van deze les
  • Weet je welke woorden horen bij supporters en welke bij spelers.
  • Weet je zelf een zin te maken bij de plaatjes.
  • Weet je zelf een zin te maken met het werkwoord wat past bij de persoon in de zin (ik, hij, wij) en in de tegenwoordige of verleden tijd. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welke woorden horen bij supporters en welke bij spelers?

Slide 5 - Diapositive

Geef de betekenis van:
juichen

Slide 6 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
geblesseerd raken

Slide 7 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
vloeken

Slide 8 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
aanmoedigen

Slide 9 - Question ouverte

Welke woorden horen bij supporters en welke bij spelers?
Geef 6 woorden die horen bij supporters en 6 woorden die horen bij spelers

Slide 10 - Question ouverte

Maak een zin met:
''de fans'' , ''juichen'' , ''scoren''

Slide 11 - Question ouverte

Maak een zin met:
de tribune, de tegenstanders, verliezen

Slide 12 - Question ouverte

Aan de slag: in je schrift
*Bekijk de strip. 
*Vertel het verhaal van Peter in de tegenwoordige tijd
Gebruik minimaal vijf woorden uit de vorige opdracht.

Slide 13 - Diapositive

Welke woorden horen bij supporters en welke bij spelers. Zet ze op de juiste plek.
aanmoedigen / de bal schoppen / een doelpunt maken/ geblesseerd raken / de fans / de gele of rode kaart / de goal / juichen / een penalty nemen / de scheidsrechter / scoren / het stadion / het team / de tegenpartij / de tegenstanders / de tribune / het vak / verliezen / vloeken / de (voetbal)club/ het voetbalveld / de wedstrijd / winnen

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Vul hier de zin in, die je hebt gemaakt met de woorden. Je maakt dus twee zinnen. Een zin met ''ik en een zin met ''wij'' in de verleden tijd.

Slide 16 - Question ouverte

Wat vond je van de les?

Slide 17 - Question ouverte