V4 SocEC Blok C

VWO 4
Sociaaleconomische geschiedenis
Semester 2 (2020-2021)
Theorielessen:
Tijdvakken + kenmerkende aspecten >> sociaaleconomische geschiedenis
Proefwerkweek (juni):
Toets over kenmerkende aspecten van sociaaleconomische + politieke geschiedenis.
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

VWO 4
Sociaaleconomische geschiedenis
Semester 2 (2020-2021)
Theorielessen:
Tijdvakken + kenmerkende aspecten >> sociaaleconomische geschiedenis
Proefwerkweek (juni):
Toets over kenmerkende aspecten van sociaaleconomische + politieke geschiedenis.

Slide 1 - Diapositive

BLOK C:
Vroegmoderne Tijd en Moderne Tijd

Slide 2 - Diapositive

Tijdvak 7: Pruiken en Revoluties
Kenmerkende aspecten:
  • Rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.

Slide 3 - Diapositive

Hoe kwam de Verlichting op gang?
16e en 17e eeuw: Wetenschappelijke Revolutie
Op een systematische manier kennis verwerven d.m.v. empirisme en rationalisme.
Nieuwe kennis door waarneming en ervaring.
Nieuwe kennis door gebruik van de rede.
Belangrijkste gevolgen:
  • Ontdekking van natuurwetten.
Waarom toen?
Men vermoedt dat dat komt door de ontdekkingsreizen. Daarbij ontdekte men grotere delen van de wereld met nieuwe volkeren en nieuwe gebruiken. Een golf van informatie bereikte Europa en stimuleerde creatieve geesten om net als de zeevaarders de wereld te onderzoeken. De ontdekking van een compleet nieuw continent deed bovendien het traditionele wereldbeeld wankelen en de vergaarde kennis in de Nieuwe Wereld maakte nieuwe inzichten mogelijk.
Dit zou een kettingreactie teweeg hebben gebracht.
Natuurwetten
Natuurwetten zijn:
  • In de wetenschap: wetten die een bepaalde wetmatigheid beschrijven in de natuur of de maatschappij.
    Denk bijv. aan Newtons wetten (over o.a. actie / reactie) of de wetten van Kepler (over de beweging van hemellichamen)
  • In de ethiek: de regels en beginselen die voor alle mensen gelden, omdat ze voortvloeien uit het verstand, zoals dat bepalend is voor de menselijke natuur.
    Denk bijv. aan de rechten van het volk om hun vorst af te zetten als hij zijn werk niet goed doet (Verlicht idee).

Slide 4 - Diapositive

De kerk en de wetenschap
16e eeuw
  •  Verzet tegen de Wetenschappelijke revolutie
    >> Giordano Bruno (executie) + Galileo Galilei (levenslang huisarrest)
17e eeuw
  • Regeringen gaan wetenschappers steunen >> van waarde voor hun economie + bescherming etc. 
  • Wetenschappers krijgen de ruimte >> dus ook om onderzoek te doen naar de Bijbel en religie >> vertrouwen op eigen verstand: is hoe wij het doen wel goed?

Op deze manier leidde de wetenschappelijke revolutie uiteindelijk tot de Verlichting.

Slide 5 - Diapositive

Op economisch gebied waren de uitgangspunten van de Verlichters:
  • Elk individu moet de vrijheid hebben zijn eigenbelang na te streven.
    >> doet iedereen dat, volgt welvaart voor iedereen!
  • Iedere staat moet zijn economisch beleid op de volgende pijlers laten rusten:
    - een vrijemarkteconomie
    - vrijhandel
    - zo weinig mogelijk ingrijpen van de overheid.
Denken over Economie in de Verlichting

Slide 6 - Diapositive

Voordelen:
  • Afbraak handelsbarrières
  • Zorgt voor economische groei
  • Meer werk in koloniën en hogere lonen
  • Lagere prijzen
  • Evenwicht / consumptievrijheid
Denken over Economie in de Verlichting
Nadelen:
  • Geen eerlijke kansen voor iedereen
  • Kinderarbeid
  • Sociale ongelijkheid
  • Koopkrachtige vraag
  • Geen efficiënt gebruik
  • Slecht voor het milieu

Slide 7 - Diapositive

De levenswijze van jagers-verzamelaars
Verlicht denken toepassen op de samenleving
Economie:
- Vrijhandel zorgt voor meer welvaart voor iedereen.
- Vrijemarkteconomie + weinig overheidsbemoeienis
Sociaal:
- Redelijke manier van samenleven, zoals in de natuur
- Verlichte ideeën: gelijkheid en vrijheid
Politiek:
- Goddelijk recht van koning is niet te bewijzen.
- Trias Politica
- Standensamenleving afschaffen
- Burgerrechten voor ontwikkelde/rijke burgers.
Godsdienst / taal / kunst:
- Wetenschappelijke revolutie: empirisme + onderzoek Bijbel
- Verlichting: rationalisme, vooruitgangsgedachte, religieuze tolerantie + scheiding van kerk en staat.
 

Slide 8 - Diapositive

Wat was er kenmerkend aan de wetenschap ten tijde van de Wetenschappelijke revolutie?
A
Onderzoekers gingen de Bijbel in opdracht van de kerk onderzoeken, omdat de Kerk wilde weten of ze het juiste geloof predikten.
B
Onderzoekers gingen voor het eerst onderzoek doen naar de natuur in plaats van op God, de Bijbel en de kerk te vertrouwen.
C
Onderzoekers gingen op een systematische manier kennis verwerven o.a. door waarneming, ervaring en hun verstand.
D
Ze verwierpen de kennis uit de Oudheid en begonnen met nieuw onderzoek wat tot de ontdekking van natuurwetten leidde.

Slide 9 - Quiz

Volgens Adam Smith was het de taak van de overheid om ....
A
de economie met allerlei wetten te sturen
B
de eigen economie te beschermen tegen andere landen
C
zich zo min mogelijk te bemoeien met de economie
D
zich actief te bemoeien met de economie

Slide 10 - Quiz

Planning

Slide 11 - Diapositive

BLOK C:
Vroegmoderne Tijd en Moderne Tijd

Slide 12 - Diapositive

Tijdvak 8: Burgers en Stoommachines
Kenmerkende aspecten:
  • De Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.
  • Discussies over de 'sociale kwestie'.

Slide 13 - Diapositive

Hoe kon de Industriële Revolutie plaatsvinden?

Slide 14 - Diapositive

De Industriële Samenleving:
  • Industriële samenleving vervangt de agrarisch-urbane samenleving
  • Urbanisatie (steden i.p.v. dorpjes)
  • Kinderarbeid
  • Verpaupering / extreme armoede
  • Klassenmaatschappij ontstaat

Slide 15 - Diapositive

De Industriële Samenleving:
  • Veranderingen in het gebruik van de natuur: energiebronnen (elektriciteit) + nieuwe grondstoffen.
  • Veranderingen in gebruik van techniek: communicatie + infrastructuur (trein en stoomboot)

Slide 16 - Diapositive

De Industriële Samenleving
Verandering in het kapitalisme:
Van handelskapitalisme naar industrieel kapitalisme

  • Handelskapitalisme: tot 18e eeuw
    - Handels- en nijverheidsbedrijven in handen van meesters (gezellen etc.) of in handen van kooplieden-ondernemers die de boeren in de huisnijverheid voor zich lieten werken.
    - min of meer grote landbouwbedrijven (grootgrondbezitters) >> productie voor lokale markten.

  • Industrieel kapitalisme: 19e eeuw
    - Fabrieken en mijnen zijn belangrijkste bedrijven.
    - De productie komt in handen van fabrikanten en groot-industriëlen.
    - Vanaf 1870 worden de meeste grote ondernemingen NV's.
    - Vanaf eind 19e eeuw inmenging van de overheid op beperkte schaal.
NV
Naamloze Vennootschap
In een NV bezitten mensen gezamenlijk een bedrijf door een of meer aandelen in dat bedrijf te kopen. Vennootschappen ontstonden toen fabrikanten meer geld wilden hebben om hun fabrieken uit te breiden of nieuwe fabrieken te bouwen. Hun eigen geld was niet genoeg, dus zochten ze naar een manier om geld te krijgen. Eigenlijk verkopen ze een deel van hun bedrijf (aandelen) in ruil voor een deel van de winst. Zo worden de aandeelhouders mede-eigenaar van het bedrijf.
Het bestuur van het bedrijf verandert daardoor: niet langer 1 man die beslist, maar een raad van bestuur.

Slide 17 - Diapositive

De industriële revolutie begon in..
A
België
B
Groot-Brittannië
C
Verenigde Staten
D
Frankrijk

Slide 18 - Quiz

Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was

Slide 19 - Quiz

De industriële revolutie
A
had grote gevolgen voor de hele samenleving
B
bleef beperkt tot de steden
C
waren veranderingen in productiemethoden
D
had vooral betrekking op industriearbeiders

Slide 20 - Quiz

Wat is geen gevolg van de industriële revolutie
A
Modern Imperialisme
B
Urbanisatie
C
Sociale Kwestie
D
Landbouwrevolutie

Slide 21 - Quiz

Industriële Revolutie
wat klopt niet?
A
betekent dat handenarbeid wordt vervangen door machines
B
betekent dat huisnijverheid vervangen wordt door fabrieksarbeid
C
leidde tot minder welvaart
D
leidde tot de sociale kwestie

Slide 22 - Quiz

Als gevolg van de industriële revolutie ....
A
Daalde het bevolkingsaantal
B
Groeide het bevolkingsaantal
C
Groeide de bevolking op het platteland
D
Daalde het aantal het aantal mensen in de steden.

Slide 23 - Quiz

Waar of niet waar?
In handelskapitalisme ontstonden veel Naamloze Vennootschappen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Waar of niet waar?
Iedereen profiteerde van het industrieel kapitalisme
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Bij welke politieke stroming zullen de meeste fabriekseigenaren zich bij aangesloten hebben?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Conservatieven
D
Kapitalisten

Slide 26 - Quiz

De levenswijze van jagers-verzamelaars
De Industriële samenleving
Economie:
- Fabrieken met kinderarbeid en massaproductie.
- Nieuwe energiebronnen + vervoersmiddelen/infrastructuur
- Industrieel kapitalisme
Sociaal:
- Bevolkingsgroei >> urbanisatie >> 'sociale kwestie'
- Klassensamenleving (nieuwe: arbeidersklasse)
Politiek:
- Sociale kwestie leidt tot sociale wetgeving.
- Politieke stromingen komen op: liberalisme, socialisme
Godsdienst / taal / kunst:
- Nieuwe vormen van communicatie
- Kunst reageert op samenleving: Romantiek

Slide 27 - Diapositive

De Industriële samenleving: de Sociale kwestie
  • De Sociale Kwestie (arbeidersvraagstuk) kwam op in de 19e eeuw als gevolg van de industriële revolutie.
  • Onder de sociale kwestie vallen de slechte leef- en werkomstandigheden, vrouwen- en kinderarbeid, hongerlonen en massale werkloosheid.
  • Hierdoor ontstaan verschillende politieke stromingen: de -ismen.

Slide 28 - Diapositive

"Och wij zijn natuurlijk weer stout geweest"
(Cartoon uit het Volk, 5 december 1903)

Slide 29 - Diapositive

Wat wil de tekenaar duidelijk maken met de prent?

Slide 30 - Question ouverte

Slide 31 - Diapositive

Wat bekritiseert de tekenaar?

Slide 32 - Question ouverte

De Sociale Kwestie leidt tot Sociale Wetgeving
Door de discussie over de sociale kwestie en de komst van politieke partijen, kwam er toch eindelijk verandering in de leef- en werkomstandigheden van arbeiders. Dit gebeurde door sociale wetgeving.

  • (Deel) Liberalen veranderden hun mening >> overheid moest een actievere rol gaan spelen om de bestaande situatie te verbeteren.
  • Confessionele partijen (op basis van religie) >> liefdadigheid is niet voldoende >> de overheid moet gematigd ingrijpen.
  • Socialisten >> de overheid moet actief ingrijpen >> wetten maken om het leven beter te maken.

Eind 19e eeuw: wetten tegen kinderarbeid en wetten die arbeidstijden beperkten.
Begin 20e eeuw: maatregelen voor gezondheidszorg, onderwijs, ziektegeld, betaalde vakantie en uitkeringen in geval van werkloosheid.

Slide 33 - Diapositive

De levenswijze van jagers-verzamelaars
De Industriële samenleving
Economie:
- Fabrieken met kinderarbeid en massaproductie.
- Nieuwe energiebronnen + vervoersmiddelen/infrastructuur
- Industrieel kapitalisme
Sociaal:
- Bevolkingsgroei >> urbanisatie >> 'sociale kwestie'
- Klassensamenleving (nieuwe: arbeidersklasse)
Politiek:
- Sociale kwestie leidt tot sociale wetgeving.
- Politieke stromingen komen op: liberalisme, socialisme
Godsdienst / taal / kunst:
- Nieuwe vormen van communicatie
- Kunst reageert op samenleving: Romantiek

Slide 34 - Diapositive

Planning

Slide 35 - Diapositive