M2, 1.8 spelling

Welkom!
Op de hoek van je tafel:
- Pen/etui
- Agenda
- Laptop (dicht)
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Op de hoek van je tafel:
- Pen/etui
- Agenda
- Laptop (dicht)

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
- PTD Taalverzorging inplannen
- Weektaak opschrijven
- Begrippen PTD
- Uitleg weektaak
- Werkboekje Taalverzorging maken (= weektaak)

Volgende les:
- Uitleg 2.8




Slide 2 - Diapositive

PTD Taalverzorging
vrijdag 24 januari

Slide 3 - Diapositive

Weektaak
Af op vrijdag 17 januari: 
Boekje Taalverzorging 

Slide 4 - Diapositive

Begrippen PTD Taalverzorging
De begrippen uit het schema moet je kennen en kunnen toepassen op het PTD. 

15 min:
Geef een uitleg van elk begrip en schrijf er een voorbeeld bij. Vragen? Zoek het op op internet. Kan je het echt niet vinden? Laat het open.  
timer
15:00

Slide 5 - Diapositive

1.8 spelling
In deze paragraaf herhaal je: 
- Hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spelt;

- Hoe je deze leestekens goed gebruikt: punt, komma, uitroepteken, vraagteken
In deze paragraaf leer je:
- aanhalingstekens goed gebruikt.
- tien dicteewoorden.


Slide 6 - Diapositive

Doe je wel voorzichtig
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 7 - Quiz

Vandaag gaan we aan de slag met spelling
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 8 - Quiz

Hij (verhuizen) naar een nieuw dorp.
A
verhuis
B
verhuist
C
verhuisd
D
verhuizen

Slide 9 - Quiz

Hoe (vinden) je de persoonsvorm?
A
vind
B
vindt
C
vin
D
vindtd

Slide 10 - Quiz

Hij (zijn) een heel stuk omgelopen.
A
is
B
ging
C
was
D
ben

Slide 11 - Quiz

Maak de instapopdracht
Maak opdracht 1a, 1b en 1c. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Wat is de regel bij hij, zij of het in de tegenwoordige tijd?

Slide 16 - Question ouverte

Persoonsvorm tegenwoordige tijd/verleden tijd
Tegenwoordige tijd gaat voor verleden tijd

(smelten) De boter ... in de pan.

Slide 17 - Question ouverte

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd gaat voor verleden tijd

(laden) Waarom ... jij die auto zo vol?

Slide 18 - Question ouverte

Persoonsvorm tegenwoordige tijd/verleden tijd
Tegenwoordige tijd gaat voor verleden tijd

(braden) ... je moeder dat vlees zelf?

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Aan de slag!
Maak de opdrachten uit het werkboekje Taalverzorging. 

Je mag met rustig overleggen en met oortjes muziek luisteren. Zorg dat anderen kunnen werken!

Slide 22 - Diapositive