2024 wwek 3 juni

We starten met een filmpje

1. Wat betekent de titel van het filmpje: 'La pire haleine du monde'?
2. Wat vraagt de man aan de voorbijgangers?
3. Welke boodschap krijgt de man aan het einde van het filmpje via het scherm?
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

We starten met een filmpje

1. Wat betekent de titel van het filmpje: 'La pire haleine du monde'?
2. Wat vraagt de man aan de voorbijgangers?
3. Welke boodschap krijgt de man aan het einde van het filmpje via het scherm?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Vraag 1
1Wat betekent de titel van het filmpje: 'La pire haleine du monde'?
A. De slechtste adem van de wereld.
B. De slechtste grap ter wereld.
C. Het beste idee voor uw mond.
D. Het beste snoepje voor uw mond.


Slide 3 - Diapositive

Vraag 2
2. Wat vraagt de man aan de voorbijgangers?

In het Fr en/of NL

Slide 4 - Diapositive

Vraag 2
2. Wat vraagt de man aan de voorbijgangers?

Excusez moi, je cherche le chemin de la gare. 

Slide 5 - Diapositive

Vraag 3
Welke boodschap krijgt de man aan het einde van het filmpje via het scherm?

FR en/of NL

Slide 6 - Diapositive

Vraag 3
Welke boodschap krijgt de man aan het einde van het filmpje via het scherm?

Prends un Tic Tac

Slide 7 - Diapositive

  • terugblik afgelopen week
  • lire - juiste woord in zin
  • écrire - oefenen met zinnen maken
  • le passé composé
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met de woorden en zinnen voor de toetsweek
  • kan ik zinnen in de passé composé vertalen

Slide 8 - Diapositive

Qu'est-ce que tu manges comme petit déjeuner?
Je mange ... 
Je bois ...
Je prends ... 

... parfois (soms)
... aussi 

J'aime le/la/les ....
J'adore ... 
timer
2:00

Slide 9 - Diapositive

Noteer bij het vertalen, de vertaling van deze woorden apart in een lijst: 

Qu'est-ce que
pendant
Raconte --> raconter
(ils) prennent
la santé
le matin
toujours
le dimanche
je préfère
je déteste
surtout
alors
parfois
à midi
comme boisson
souvent
par exemple
J'aime bien
seulement
wat
tijdens
Vertel! - vertellen
(zij) nemen
de gezondheid
lett.: de ochtend, in deze tekst: 's ochtends
altijd
lett.: de zondag, in deze tekst: 's zondags
Ik heb liever
Ik heb een hekel aan
vooral
dus
soms
om 12 uur 's middags
als drankje
vaak
bijvoorbeeld
Ik hou (best wel) van
Ik vind (best wel) leuk 
alleen maar, slechts

Slide 10 - Diapositive

Exercice 26 - voca et phrases
Vertaal de woorden in het Frans

Vul het juiste woord in de juiste zin

Slide 11 - Diapositive

Exercice 26
de gezondheid - la santé
melk - lait
een boterham - une tartine
koffie - café
pasta - pâtes
soms - parfois
drankje - boisson
gezond - sain
sperziebonen - haricots verts
een yoghurt - un yaourt


1 pâtes
 2 boisson
 3 café
 4 la santé
 5 sain
 6 un yaourt
 7 haricots verts
 8 une tartine
 9 du lait


Slide 12 - Diapositive

exercice 26b
1. pâtes
2. boisson
3. café
4. la santé
5. sain
6. un yaourt
7. haricots verts
8. une tartine 9. du lait

Slide 13 - Diapositive

Oefenen met zinnen woordenlijst

Slide 14 - Diapositive

Ik wil graag een tosti, alstublieft.

Slide 15 - Question ouverte

boodschappen doen.

Slide 16 - Question ouverte

Ik neem een cola.

Slide 17 - Question ouverte

Het diner is lekker.

Slide 18 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend (ne...pas)
C'est cher.

Slide 19 - Question ouverte

De tosti is heerlijk.

Slide 20 - Question ouverte

Ik neem de salade. Ik heb geen honger.

Slide 21 - Question ouverte

Graag!

Slide 22 - Question ouverte

Wij willen de koffie.

Slide 23 - Question ouverte

C'est fait avec.

Slide 24 - Question ouverte

  • zelf werken - samen met mij?
  • le présen en de passé composé
  • oude grammatica herhalen
  • werkblad maken 
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik met de grammatica geoefend voor de toetsweek

Slide 25 - Diapositive

Le présent

werkwoorden -er

Persoonsvorm (onderwerp) 
+
Stam - uitgang

Le passé composé

werkwoorden -er

Persoonsvorm (onderwerp)
+
hulpwerkwoord
+
Stam - uitgang

Slide 26 - Diapositive

Werkwoorden op -er
  • -er  weghalen = stam
  • Stam + uitgang                                               voorbeeld: donner (geven)
je                          -e                                                    je donne
tu                         -es                                                  tu donnes
il / elle / on       -e                                                    il / elle / on donne
nous                   -ons                                               nous donnons
vous                    -ez                                                  vous donnez
ils / elles            -ent                                                ils / elles donnent

Slide 27 - Diapositive

Maak de oefening van het oefenblad

werkwoorden op -er in de présent

Slide 28 - Diapositive

Voltooide tijd = Passé Composé

De meeste voltooide tijden maak je met het hulpwerkwoord
'avoir'

Ik heb gedanst = J'ai dansé


Slide 29 - Diapositive

Passé composé bestaat uit:
1. een vorm van AVOIR (hebben)
   2. een voltooid deelwoord

Voltooide tijd met avoir FR-NL blz 96/97, maak ezelsoor bladzijde

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

2. Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "

 J'ai parlé (parler = praten)               = Ik heb gepraat 
 On a chanté (chanter = zingen)    = We hebben gezongen                                 

Slide 32 - Diapositive

Kijk in je boek, blz 97
Schema moet je kunnen vertalen van FR-NL
Regelmatige ww op -er
Voltooid deelwoord van onregelmatige ww

Slide 33 - Diapositive

1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Schrijf het rijtje van AVOIR op (je, tu, il, nous, vous, ils)

Slide 34 - Question ouverte

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont

Slide 35 - Quiz

Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Sophie (is een 'zij' dus elle) ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 36 - Quiz

Nous avons (danser)

Slide 37 - Question ouverte

Vous ..... ecouté

Slide 38 - Question ouverte

Il ..... dansé

Slide 39 - Question ouverte

Vertaal: Elle a eu un cadeau.

Slide 40 - Question ouverte

Vertaal: Madame, vous avez fait des photos?

Slide 41 - Question ouverte

Ik ben geweest
A
je suis été
B
j'ai été

Slide 42 - Quiz

Ik heb gemaakt (faire)
A
J'ai fairé
B
J'ai fait
C
Je fairé
D
Je fait

Slide 43 - Quiz

Vertaal:
J'ai pris du fromage

Slide 44 - Question ouverte

Vertaal:
J'ai pris le fromage

Slide 45 - Question ouverte

Vertaal:
J'ai acheté un cadeau

Slide 46 - Question ouverte

Blooket
1HV Unité 6 Bon Appétit

Slide 48 - Diapositive