AGZ H5 en H6

• Zorg en Welzijn
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Assisteren in de gezondheidszorg

H5 en H6

Leerdoel

Aan het einde van de les zul je begrijpen wat protocollen in de zorg zijn en waarom het belangrijk is om volgens protocol te werken. Je zult ook weten wat BMI is, hoe je het berekent, en hoe je temperatuur, bloeddruk en bloedsuiker meet. Daarnaast zul je inzicht hebben in verschillende soorten diabetes, kinderziekten, inentingen, en ouderdomsziekten.

Wat weet je al over gezondheid en ziekten?

Wat is een protocol in de zorg?

Een protocol in de zorg is een systematische set van richtlijnen die de stappen beschrijft die moeten worden gevolgd bij de behandeling van een patiënt.

Waarom volgens protocol werken?

Het werken volgens protocol zorgt voor consistente zorg, minimaliseert fouten en bevordert de veiligheid van patiënten.

Wat is BMI?

BMI staat voor Body Mass Index en is een maatstaf voor het beoordelen van een gezond gewicht op basis van lengte en gewicht.

Reken de BMI uit...

lengte is 1.76

gewicht is 65 kg

Temperatuur en bloeddruk meten

Temperatuur wordt gemeten met een thermometer en bloeddruk wordt gemeten met een bloeddrukmeter om de vitale functies van het lichaam te controleren.

Bloedsuiker meten

Bloedsuiker wordt gemeten met een glucometer om diabetes te controleren en te beheren.

Welke types diabetes zijn er?

Er zijn twee hoofdtypen diabetes: type 1 en type 2. Type 1 wordt meestal gediagnosticeerd op jonge leeftijd en type 2 is vaak gerelateerd aan levensstijl.

Kinderziekten en inentingen

Kinderziekten omvatten onder andere mazelen, rodehond, bof, waterpokken en kinkhoest. Inentingen spelen een cruciale rol bij het voorkomen van deze ziekten.

Ouderdomsziekten

Ouderdomsziekten omvatten aandoeningen zoals dementie, osteoporose en hartziekten. Ze komen vaak voor bij ouderen en vereisen specifieke zorg en behandeling.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.