devoir/recevoir

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Lesdoelen: 

Aan het einde van de les kan ik het ww Devoir correct vervoegen in: Le présent, le passé compossé, l'imparfait et le futur. 

Aan het einde van de les kan ik deze kennis toepassen door de opdrachten 8A t/m 8E te maken page 16

Wat betekent devoir

devoir FN/NF

- présent = tt: ik moet

- passé composé = v.t.t. : ik heb gemoeten

- imparfait = o.v.t : ik moest

-futur simple= toekomende tijd: ik zal moeten

_

DEVOIR

wij moeten

zij moet

jij moet

ik moet

jullie moeten

zij moeten

nous devons

je dois

elles doivent

tu dois

elle doit

vous devez

vertaal: ik moet (= présent)

welk hulpwerkwoord gebruik je bij de passé composé: ik .... gemoeten

wat is het voltooid deelwoord van moeten: ik heb....../j'ai......

imparfait: hoe maak je die stam ook al weer?

wat is de nous vorm van de présent van devoir?

1. nous devoirons
2. nous devons
3. nous avons dû
4. nous devions

vul alle achteruitgangen
van imparfait in

vul in:
tu ....... acheter des pommes (imparfait)

kies uit:
jullie hebben op tijd moeten vertrekken (passé composé)

1. vous devons partir à l'heure
2. vous deviez partir à l'heure
3. vous devez partir à l'heure
4. vous avez dû partir à l'heure

wat is de stam van de futur : (ik zal moeten)

wat is de uitgangen van de futur : (ik zal moeten)

zij zullen moeten

                                    Devoir (F-N)

il devait

1. hij moest
2. hij zal moeten
3. hij ontving
4. hij heeft gemoeten

il doit

1. hij moeten
2. hij zal moeten
3. hij moet
4. hij had gemoeten

vous devrez

1. jullie moesten
2. jullie zullen moeten
3. jullie moeten
4. jullie jullie jullie

vous avez dû

1. jullie zijn gemoeten
2. jullie moesten
3. jullie gemoeten gemoeten
4. jullie hebben gemoeten

ils devront contrôler l'équilibre (het evenwicht)

ik moet vliegen na (=après) de sprong
vliegen = voler/ de sprong= le saut

jij moet ''langzaam klimmen in de hoogte'' (grimper lentement à la hauteur)