grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Wat gaan we vandaag doen?

Grammatica redekundig ontleden

samen oefenen wwg ond lv mv bwb

Grammatia taalkundig ontleden

samen oefenen woordsoorten

Redekundig ontleden

pv => 

ond => wie?

wwg => alle werkwoorden

lv => iemand .... iets 

mv => ontvanger (aan wie / voor wie)

bwb => alles wat overblijft

In de dierentuin viel de tijger viel de bezoeker aan. wwg = ?

In de dierentuin viel de tijger viel de bezoeker aan. ond = ?

In de dierentuin viel de tijger viel de bezoeker aan. lv = ?

In de dierentuin viel de tijger viel de bezoeker aan. mv = ?

In de dierentuin viel de tijger viel de bezoeker aan. bwb = ?

Marieke vertelde vanochtend een geheim aan haar vriendin. wwg?

Marieke vertelde vanochtend een geheim aan haar vriendin. ond?

Marieke vertelde vanochtend een geheim aan haar vriendin. lv?

Marieke vertelde vanochtend een geheim aan haar vriendin. mv?

Marieke vertelde vanochtend een geheim aan haar vriendin. bwb?

Jaap heeft een nieuwe Playstation gekocht bij de Mediamarkt. wwg?

Jaap heeft een nieuwe Playstation gekocht bij de Mediamarkt. ond?

Jaap heeft een nieuwe Playstation gekocht bij de Mediamarkt. lv?

Jaap heeft een nieuwe Playstation gekocht bij de Mediamarkt. mv?

Jaap heeft een nieuwe Playstation gekocht bij de Mediamarkt. bwb?

Taalkundig ontleden

zn => mensen, dieren, dingen *zet er de/het voor!

bn => zegt iets over zn: de lieve jongen

lw => de, het, een 

ww => wat je kunt doen
vz => waar of wanneer *de vogel vliegt .... de kast

pers. vnw => ik, jij, hun, hem, wij etc. *vervangen voor je naam

bez. vnw => iemands bezit: mijn trui, jouw boek

Welke lidwoorden ken je?

Noem een werkwoord

Noem een zelfstandig naamwoord

Kies de juiste woordsoort.

Je moet ook nooit Cola drinken bij de computer.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Voorzetsel (vz)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Kies de juiste woordsoort.

Ik fiets nog snel even naar de winkel.

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord

Kies de juiste woordsoort.

Gisteravond heb ik een film gekeken.

1. werkwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Kies de juiste woordsoort.

Gisteravond heb ik een film gekeken.

1. zelfstandig naamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. bezittelijk voornaamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Kies de juiste woordsoort.

Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  

1. Zelfstandig werkwoord (zww)
2. Zelfstandig naamwoord (zn)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. Voorzetsel (vz)

Kies de juiste woordsoort.

De bakker heeft verschillende broden gebakken.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Voorzetsel (vz)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. Werkwoord (ww)

Ik heb hele goede cijfers op mijn rapport!  

1. Bepaald lidwoord (blw)
2. Voorzetsel (vz)
3. Zelfstandig naamwoord (zn)
4. Onbepaald lidwoord (olw)

Bepaald lidwoord

Zelfstandig naamwoord

Werkwoord

Onbepaald lidwoord

Een 

het

de

denkt

spinnen

pauze

geheugen

toetje

toetsen

getekend

dans

In welke zin is 'fiets' een ZN?

1. Ik fiets elke dag naar huis.
2. Mijn fiets is gisteren gestolen.

Ik ben kampioen in judo geworden.
'geworden' is een:

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:

1. jas
2. rode
3. kapstok
4. hangt

De rode jas hangt nog aan de kapstok.
Jas is een....

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Werkwoord
4. Lidwoord

Pieter gaat met het vliegtuig naar Amerika.
Noem de zelfstandig(e) naamwoord(en)

1. Pieter
2. vliegtuig
3. met
4. Amerika

De jas die aan de kapstok hangt is rood.
Rood is een

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Werkwoord
4. Lidwoord

De jas die aan de kapstok hangt is van mij.
Mij is een

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Persoonlijk voornaamwoord
4. Bezittelijk voornaamwoord

Ik zag jouw oom door de stad lopen.
Jouw is een

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Persoonlijk voornaamwoord
4. Bezittelijk voornaamwoord

Het einde is nabij!

Het = ....

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Werkwoord

welk woordsoort is 'fiets'

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. zelfstandig naamwoord

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Het ____ meisje kan erg goed zingen.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voorzetsel

Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.
moeilijke = .....

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Ik heb zijn moeder op tv gezien.

zijn= ......

1. zelfstandig naamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Ik ben kampioen in judo geworden.
'ik' is een: