Grammatica woordsoorten - herhaling en oefenen

Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vrag.vnw): 
wie, wat, welk(e), wat voor (een).

Een vrag.vnw staat meestal aan het begin van een vraag.
Voorbeeld: Welke spieren train je met hardlopen?

Wanneer een vrag.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.
Voorbeeld: 
Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen?
Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat? 
Wie = vragend voornaamwoord

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vrag.vnw): 
wie, wat, welk(e), wat voor (een).

Een vrag.vnw staat meestal aan het begin van een vraag.
Voorbeeld: Welke spieren train je met hardlopen?

Wanneer een vrag.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.
Voorbeeld: 
Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen?
Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat? 
Wie = vragend voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Aanwijzende voornaamwoorden zijn o.a. die, dit, dat, deze. zulke, zo'n en dergelijke. 

Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord (zn) staan. Het verwijst naar het zn en maakt het zn specifieker. 

1) Mag ik een pen van jou? (een = lw)
2) Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)

In zin 1) wordt een willekeurige pen bedoeld en zin 2) een specifieke pen. 

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden? (zn)

Op de grote weg in het noorden van Vietnam kwamen toeristen vaak in de problemen.
A
grote, Vietnam, kwamen
B
weg, noorden, toeristen, problemen
C
weg, noorden, Vietnam, toeristen, problemen
D
weg, noorden, Vietnam, toeristen.

Slide 3 - Quiz

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden? (zn)

auto, bijzonder, Maas, Max, vandaag, groot
A
auto, Max, groot
B
auto, Maas, Max
C
auto, bijzonder, Maas, Max
D
auto, Maas, Max, vandaag

Slide 4 - Quiz

Wat voor woordsoort is het volgende woord?

beveiligde (op een beveiligde afdeling)
A
zn
B
bn
C
bw

Slide 5 - Quiz

Wat voor woordsoort is het volgende woord?
Ondertussen
A
zn
B
bn
C
bw

Slide 6 - Quiz

Wat voor woordsoort is het volgende woord?
vanwege
A
vz
B
zn
C
lw
D
bn

Slide 7 - Quiz

Wat voor woordsoort is het volgende woord?
wat (Wat is dat?)
A
bw
B
vr.vnw

Slide 8 - Quiz

Wat voor woordsoort is het volgende woord?
Waarom
A
bw
B
vr. vnw

Slide 9 - Quiz

Is het een zww of een hww?
Hij is gisteren hard gaan leren .
leren
A
hww
B
zww

Slide 10 - Quiz

Is het een zww of een hww?
Hij is gisteren hard gaan leren.
gaan
A
hww
B
zww

Slide 11 - Quiz

Maak een zin met twee stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 12 - Question ouverte

Maak zelf een zin met twee aanwijzende voornaamwoorden.

Slide 13 - Question ouverte

Afsluiting
-Aanstaande maandag is de les facultatief, als een daltonuur. De les is bedoeld om vragen te stellen over het pw Grammatica Woordsoorten van dinsdag 2 februari.
-Weet je zeker dat je geen vragen hebt? Dan hoef je maandag in de les Nederlands niet in te loggen. 

-Fijn weekend allemaal!

Slide 14 - Diapositive