Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Digitaal/op afstand
Slide 1 - Diapositive
Verbale communicatie
Verbale communicatie is de communicatie waarbij iemand met woorden (gesproken of geschreven) informatie overbrengt.
Non-verbale communicatie
Alle communicatie die niet via woorden verloopt, valt onder non-verbale communicatie.
Bewust: Bijv.: zwaaien
Onbewust: Bijv.: Zweten, blozen
Slide 2 - Diapositive
Als je communiceert met een collega of cliënt dan noem je dat zakelijke communicatie.
Als je met een cliënt communiceert doe je dat namens de organisatie waarvoor je werkt.
Voorbeelden van zakelijke communicatie:
een zakelijke e-mail
een zakelijke brief
een zakelijk telefoongesprek
een zakelijk overleg
een bedrijfsfilm
Slide 3 - Diapositive
Persoonlijke verzorging
Je communiceert ook met je kleding en uiterlijk. Bij uiterlijke verzorging hoort dat je er netjes en verzorgd uit ziet. Je kleding moet passen bij het werk dat je doet. Als je er netjes en verzorgd uitziet, voelen mensen zich bij je op hun gemak.
Slide 4 - Diapositive
In deze les
Communiceren via de telefoon
Opbellen
Telefoon opnemen
LSD
Slide 5 - Diapositive
Telefoneren
Slide 6 - Carte mentale
Slide 7 - Vidéo
Opdracht
Schrijf op:
Hoe je op de juiste manier de telefoon aanneemt.
Wat je na de begroeting zegt.
Wat je doet als je de klant niet te woord kan staan
Wat handig is om altijd bij de hand te hebben?
Vergelijk je antwoorden met de buurvrouw/man
timer
2:00
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
De telefoon gaat. Je neemt op. Wat zeg je als eerste?
A
Niks, ik wacht tot de ander iets zegt.
B
Ik zeg "Hallo".
C
Ik zeg "hallo" tegen de ander en ik zeg mijn naam.
D
Ik vraag waarom de ander belt
Slide 10 - Quiz
Waar of niet waar? Je hoeft niet te zeggen waarom je belt als de ander heeft opgenomen.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Als ik iemand bel, wie bepaalt dan waar we over praten?
A
Ik bepaal, want ik heb gebeld.
B
Ik wacht tot de ander begint te vertellen.
Slide 12 - Quiz
Wie praat er tijdens het gesprek?
A
Alleen ik
B
Alleen de ander
C
We praten allebei tegelijk
D
We praten om de beurt
Slide 13 - Quiz
Goed of fout? Als ik wil stoppen met bellen hang ik gewoon op.
A
goed
B
fout
Slide 14 - Quiz
Hoe moet je een telefoongesprek afronden als je wil op hangen?