Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
What are we going to do today?
- Homework check (?)
- Grammar
- Exercises
- End of lesson
Slide 2 - Diapositive
Homework for today
"For today, ... nothing'' (not sure..)
Slide 3 - Diapositive
Go to page fifty-two
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Tag questions ('aangeplakte vragen')
Je gebruikt tag questions wanneer je zoekt naar een bevestiging. Het een statement, gevolgd door een mini-vraag.
In het Nederlands kun je de tag questions vertalen naar'toch?' of 'of wel?'
Sneeuw is wit, toch?
JIj vind mij niet leuk, of wel?
Slide 6 - Diapositive
Hulpwerkwoorden
Can, could, should, would, may, might, must, will, won't, do
(ook met not erachter!)
Slide 7 - Diapositive
Tag questions ('aangeplakte vragen')
Hoe vorm je nou de tag questions?
1. Kijk of er in de zin voor de komma een hulpwerkwoord staat.
Ja? –> herhaal het hulpwerkwoord in de tag
Nee? –> gebruik do/does/did in plaats van het werkwoord voor de komma. Let hierbij goed op de tijd waarin de zin voor de komma staat. Tegenwoordige tijd: do/does, verleden tijd: did