1H/vwo §11.3 Vermenigvuldigen en optellen.

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

De GELIJKSOORTIGE TERMEN komen er weer aan, hoor!

TAAK:    Kies de eenvoudigste som en bereken het ANTWOORD! Toets dat in in de volgende slide.

Het antwoord op de eenvoudigste is:

1. 25
2. 50
3. 269
4. 250

Oplossing:

OPLOSSING:

Had je door dat deze taak over gelijksoortige termen  ging?

De termen         8 x                    en    2 x 

         zijn gelijksoortig.

Ze worden opgeteld, zoals je ziet.

5​2​​

5​2​​

Taak: Welke formules hebben gelijksoortige termen:

A, B or C?

Gelijksoortige termen in:

1. A
2. B
3. C
4. A and C

Task:  Schrijf formule A korter. Geef je antwoord in de volgende 

slide.

Answer A

Taak:   Schrijf formule A korter.  

OPLOSSING:

s=7t​2​​

Welke uitspraak is waar?

1. -1v = -v
2. v + v = v
3. -v -v = 2v
4. -v + v = 0

Solution:

A.     -1v = -v  is correct, because '1' can be left out

B.     v + v = v  is wrong, because v + v = 1v + 1v = 2v

C.     -v - v = 2v  is wrong, because -v -v = -1v -1v = -2v

D.     -v + v = -1v + 1v = 0  is correct

A.   Intro tot de volgende THEORIE (1)

Herinner je je dit over korter schrijven? 

          

Dit komt van H 9. Hetzelfde geldt voor kwadraten!

Kijk naar de volgende slide en laat je verrassen!

1x=x

−1x=−x

1f=f

−1f=−f

  B. Intro tot de volgende theorie (2)

Basis regels:      1f = f    or     f = 1f          en        -1h = -h         of       -h = -1h

4f + 3f = 7f

4f + f = 4f + 1f = 5f

7d - d = 7d - 1d = 6d

Nu kijken we naar soortgelijke sommen, maar nu met kwadraten!

Wat is de beste verkorting van                                                            ?

Beantwoord in de volgende slide. Onthoud je antwoord!

a. 

b.

c.

d. 

6k​2​​−5−7k​2​​−5

13k​2​​−10

1k​2​​+10

−1k​2​​−10

−k​2​​−10

kies je antwoord:

1. *
2. @
3. &
4. $

Wat is de beste verkorting van                                                            ?

OPLOSSING:

a. 

b.

c.                                         Dit het KORTSTE en dus BESTE antwoord!

d. 

6k​2​​−5−7k​2​​−5

13k​2​​−10

1k​2​​+10

−1k​2​​−10

−k​2​​−10

Hoe kun je deze opgave ooit oplossen?

Daartoe werken we eerst de linkerformules uit.

Dan pas kun je die met het rechterrijtje vergelijken!

Bijv. B = 

Nu koppelen we B aan F !

p=2k​2​​+3k​2​​=5k​2​​

Huiswerk tijd.

Doe §11.3 nu.

+ H/V:   Je mag overslaan: 15, 21 en 22   Maak wel S17 en S19

+ VWO:  Je mag overslaan: 15, 16 en 23  Maak wel C4 en C5.