Les 12 - Tandwielen

Les 12 - Tandwielen
Bekijk het filmpje en maak daarna het testje
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Les 12 - Tandwielen
Bekijk het filmpje en maak daarna het testje

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Tandwielen die even groot zijn, draaien even snel.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

een tandwiel T1 met 60 tanden drijft via een ketting een tandwiel T2 van 20 tanden aan.
Hoeveel ronden draait T2 als T1 3 ronden draait
A
3
B
6
C
9
D
12

Slide 4 - Quiz

Bij een tandwieloverbrenging op een fiets is het tandwiel bij de trappers.................
dan het achtertandwiel.
A
groter
B
kleiner
C
even groot

Slide 5 - Quiz

Om berg op te fietsen...
A
voor groot tandwiel achter groot tandwiel
B
voor klein tandwiel achter klein tandwiel
C
voor groot tandwiel achter klein tandwiel
D
voor klein tandwiel achter groot tandwiel

Slide 6 - Quiz

een tandwiel T1 met 80 tanden drijft via een ketting een tandwiel T2 van 20 tanden aan.
Hoeveel ronden draait T2 als T1 2 ronden draait
A
0,25
B
0,5
C
4
D
8

Slide 7 - Quiz


A
De tandwielen draaien even snel
B
Het blauwe tandwiel draait sneller
C
Het oranje tandwiel draait sneller
D
Je weet niks over de draaisnelheid van de tandwielen

Slide 8 - Quiz


A
De tandwielen draaien even snel
B
Het blauwe tandwiel draait sneller
C
Het oranje tandwiel draait sneller
D
Je weet niks over de draaisnelheid van de tandwielen

Slide 9 - Quiz


tandwiel 1 draait in één seconde 1x rechtsom.
Tandwiel 2 draait dan
A
in 1 seconde sneller rechtsom
B
in 1 seconde langzamer rechtsom
C
in 1 seconde langzamer linksom
D
in 1 seconde sneller linksom

Slide 10 - Quiz

Wat voor soort overbrenging zie je hier?
A
windas
B
tandwielen
C
riem
D
wormwiel

Slide 11 - Quiz

het kleine tandwiel draait ______ het grote tandwiel.
A
sneller dan
B
langzamer dan
C
even snel als

Slide 12 - Quiz

Hiernaast zie je drie tandwielen
(A, B en C). Tandwiel A heeft 10 tanden, tandwiel B heeft 5 tanden en tandwiel C heeft 20 tanden. Tandwiel A gaat draaien. Hoe verhoudt de draaisnelheid van tandwiel A zich ten opzichte van tandwiel C.

A
Verhouding draaisnelheid tandwiel A t.o.v. tandwiel C is 1:2
B
Verhouding draaisnelheid tandwiel A t.o.v. tandwiel C is 1:5
C
Verhouding draaisnelheid tandwiel A t.o.v. tandwiel C is 2:1
D
Verhouding draaisnelheid tandwiel A t.o.v. tandwiel C is 5:1

Slide 13 - Quiz

een tandwiel T1 met 50 tanden drijft via een ketting een tandwiel T2 van 100 tanden aan.
Hoeveel ronden draait T2 als T1 4 ronden draait
A
2
B
4
C
8
D
16

Slide 14 - Quiz

Welk tandwiel draait het langzaamst?
A
B
C
A
A
B
B
C
allen even snel
D
A + C

Slide 15 - Quiz

Welk tandwiel draait sneller?
1
2
A
1
B
2
C
even snel

Slide 16 - Quiz

Als je een kleine tandwiel aan een grote tandwiel vastmaakt, dan..
A
versneld de beweging
B
vertraagd de beweging
C
blijft de beweging constant

Slide 17 - Quiz

Hiernaast zie je een grote set
tandwielen. Wanneer het laatste
tandwiel rechtsom draait zal het eerste
tandwiel

A
rechtsom draaien
B
linksom draaien
C
niet draaien
D
Dat kun je niet uit de tekening aflezen.

Slide 18 - Quiz

Welk tandwiel draait sneller?
A
B
C
A
oranje
B
groen
C
Grijs
D
even snel

Slide 19 - Quiz

Een kleiner tandwiel draait langzamer rond dan een groter tandwiel.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Einde van les 12
Je hebt in deze les geleerd:
  • dat je met tandwieloverbrengingen je spierkracht kunt overbrengen naar een grotere werkkracht;
  • je kunt rekenen aan tandwieloverbrengingen.

Slide 21 - Diapositive

Ik beheers de leerdoelen die hiervoor zijn genoemd!
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage