Nederlands thema 5

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Thema 5

Wat weet je al van de onderdelen 

moeilijke woorden, spelling en grammatica en lezen?

Moeilijke woorden

Een conducteur is ...

1. Iemand die een auto bestuurt
2. Iemand die in een trein vervoersbewijzen controleert
3. Iemand die een trein bestuurt

Maak de uitdrukking af.
Dat is een gepasseerd ...

1. Station
2. Schuitje

Maak de uitdrukking af.
Iemand van zijn ... rijden.

1. Riemen
2. Wegen
3. Velden
4. Sokken

Spelling en grammatica

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?

1. Ongeluk
2. Kleine
3. Paard
4. Lopen

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?

1. School
2. Vriendelijke
3. Zitten
4. De

Welk woord is een werkwoord?

1. Aardige
2. Arnhem
3. Eten
4. De

Het woord VOOR is een voorzetsel?

1. Waar
2. Niet waar

Welk woord is het onbepaald lidwoord?

1. De
2. Het
3. Een
4. Eén

De volgende zin staat in de tegenwoordige tijd:
"Hij liep door de straten van Amsterdam".

1. Waar
2. Niet waar

De volgende zin staat in de tegenwoordige tijd:
"Karel is een heerlijke donut aan het eten".

1. Waar
2. Niet waar

Schrijf de stam op van het werkwoord DENKEN

De stam van het werkwoord GRAZEN is GRAAS

1. Waar
2. Niet waar

Lezen

De titel staat bovenaan een tekst.

1. Waar
2. Niet waar

Een interview is een vraaggesprek

1. Waar
2. Niet waar

Informatie geven is een voorbeeld van een tekstsoort

1. Waar
2. Niet waar

In het slot van een tekst vind je vaak een samenvatting van de tekst

1. Waar
2. Niet waar

De hoofdgedachte van de tekst is wat de schrijver met de tekst wil zeggen

1. Waar
2. Niet waar

De titel vertelt vaak wat het onderwerp van de tekst is

1. Waar
2. Niet waar

Welk cijfer denk je voor de toets van thema 5 te gaan halen?

110