Engelse werkwoorden

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Engelse werkwoorden

Slide 2 - Diapositive

Noem een aantal werkwoorden die uit het Engels komen.

Slide 3 - Carte mentale

Vervoegen
In het Nederlands komen veel werkwoorden voor die uit het Engels komen. Je vervoegt deze werkwoorden op dezelfde manier zoals we Nederlandse werkwoorden vervoegen.

Hoe moet dat ook alweer?

Slide 4 - Diapositive

Vervoegen
Enkelvoud / stam van het zwakke werkwoord (ik-vorm) = hele werkwoord - en

-  Als de laatste letter van de stam wel in taxikofschip staat: +te(n) in de verleden tijd
-  Als de laatste letter van de stam niet in taxikofschip staat: +de(n) in de verleden tijd

bijvoorbeeld:  fietsen -> fietsen -> fiets -> fiets -> fietste
lopen ->                                                                                                    sterk werkwoord

Slide 5 - Diapositive

Vervoegen
Let op: werkwoorden die in het Engels eindigen op een toonloze -e houden die ook in de stam. De toonloze -e hoor je niet, maar schrijf je wel.

Voor de verleden tijd kijk je naar de medeklinker voor de toonloze -e.
saven             Ik save                   ik savede                          hij savet                 hij savede
                          wij saven              wij saveden                     wij hebben gesaved

Slide 6 - Diapositive

Ik (lunchen) iedere dag om 12 uur.

Slide 7 - Question ouverte

Ik heb die artikelen nog niet . (labelen).

Slide 8 - Question ouverte

Ik (hockeyen) al jaren op hoog niveau.

Slide 9 - Question ouverte

Fieke (waxen) haar ski's voor ze op wintersportvakantie gaat.

Slide 10 - Question ouverte

Kees (stressen) vanwege de toets van morgen.

Slide 11 - Question ouverte

Ik (timen) mijn voorzet daarnet verkeerd en de bal vloog recht in de handen van de keeper.

Slide 12 - Question ouverte

Ik heb die bal keihard over het net
(smashen).

Slide 13 - Question ouverte