V5 12.1 De aanmaak van hormonen & 12.2 reageren met hormonen

12.1 
De aanmaak van hormonen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

12.1 
De aanmaak van hormonen

Slide 1 - Diapositive

Doel en begrippen 12.1
Je leert hoe hormonen je lichaamsprocessen beïnvloeden

hormoonklieren, endocriene klieren, exocriene klieren, doelwitorganen, hypofyse, hypothalamus, neurohypofyse, adenohypofyse, releasing hormonen, inhibiting hormonen, negatieve terugkoppeling, positieve terugkoppeling

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn hormonen
Hormonen komen via de bloedsomloop overal in het lichaam maar hebben alleen bij het doelwitorgaan een effect.

Slide 3 - Diapositive

Waarom reageren alleen de doelwitorganen?

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn hormonen
Signaalmoleculen, die worden aangemaakt door klieren zonder afvoerbuis, afgegeven aan en getransporteerd via het bloed, die elders in het lichaam, bij een doelwitorgaan een effect hebben

Slide 5 - Diapositive

Klieren
Hormoonklieren zijn endocrien. Dwz dat het product van de kliercellen aan het bloed wordt afgegeven.

Endo=binnen

bv testis, bijnieren, schildklier

Slide 6 - Diapositive

Klieren
Sommige andere klieren zijn exocrien. Dwz dat het product van de kliercellen aan het uitwendige milieu wordt afgegeven (afvoerbuis).

Exo=buiten

bv zweetklieren, traanklieren, maagsapklieren

Slide 7 - Diapositive

Gemengde klieren
De alvleesklier en de geslachtsorganen werken zowel endocrien als exocrien.


Slide 8 - Diapositive

Noem de exocriene en endocriene producten van de alvleesklier (je mag BINAS gebruiken)

Slide 9 - Question ouverte

Voorbeelden van hormoonklieren

Hypofyse
, hypothalamus, schildklier, bijschildklier, bijnieren,
alvleesklier , eierstokken (ovaria), zaadballen (testes)

Slide 10 - Diapositive

Voorbeelden van hormonen

LH, FSH, insuline, glucagon, ADH, renine, aldosteron, oestradiol, progesteron, testosteron

Slide 11 - Diapositive

Centrale aansturing van hormonen

Slide 12 - Diapositive

Hypothalamus
De hypothalamus geeft neurohormonen af die via de achterkwab van de hypofyse (neurohypofyse) in de bloedbaan komen.

Slide 13 - Diapositive

Hypothalamus
Geeft Releasing Hormonen (RH) en Inhibiting Hormonen (IH) af aan het bloed.
De voorkwab van de hypofyse (adenohypofyse) stimuleert of remt vervolgens verschillende hormonen. 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Negatieve/positieve terugkoppeling

Negatieve terugkoppeling: de stijging van het ene hormoon leidt tot een daling van het andere hormoon. 
(bv progesteron dat de afgifte van LH/FSH remt)

Positieve terugkoppeling: het hormoon versterkt het effect 
(bv oxytocineafgifte tijdens bevalling)

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Vidéo

Welke stoffen maakt de hypofyse-achterkwab aan?
A
ADH en oxytocine
B
FSH en LH
C
Oestradiol
D
Geen

Slide 19 - Quiz

12.2 reacties op hormonen

Slide 20 - Diapositive

Wat is de functie van hormonen?
A
De puberteit in gang zetten
B
Communicatie tussen organismen
C
Communicatie tussen weefsels/cellen
D
Transport van andere stoffen

Slide 21 - Quiz

Hoe reageren cellen op hormonen

Slide 22 - Diapositive

Verschillende type hormonen
1. Steroid hormonen

2. Eiwit of thyrosine hormonen

gaan door celmembraan heen en passen op een receptoreiwit in de cel.
Worden gemaakt uit cholesterol
 

passen op receptoreiwit aan de buitenkant van de cel, er wordt dan een interne boodschapperstof geactiveerd (secundaire boodschapper), daardoor verandering in celactiviteit.

Binas 89B

Slide 23 - Diapositive

Hormonen
In verschillende soorten cellen zijn andere eiwitten actief (het proteoom). Een hormoon kan op verschillende soorten cellen dus verschillende effecten hebben. 

Slide 24 - Diapositive

Hoe werken eiwithormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Om binnen te komen en te binden aan een receptor in het cytoplasma, binden ze aan een transporteiwit
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.

Slide 25 - Quiz

Hoe werken steroïdhormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.

Slide 26 - Quiz