H2 P1 tot P4 1VMBO

H2 – GRIEKSE STEDEN, EEN ROMEINS RIJK
Paragraaf 1 t/m paragraaf 4

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H2 – GRIEKSE STEDEN, EEN ROMEINS RIJK
Paragraaf 1 t/m paragraaf 4

Slide 1 - Diapositive

Paragraaf 1 - De Grieken

Slide 2 - Diapositive

Griekse stadstaat

Slide 3 - Carte mentale

Griekse stadstaten
Stadstaat bestaat uit een stad en het gebied rondom de stad

Kenmerken:
Waren klein en hadden zo’n 1000 inwoners
Iedere stadstaat had een bestuur die zijn eigen wetten maakte
Er werd Grieks gesproken, dezelfde goden werden vereerd en de tempels werden op dezelfde manier gebouwd
Leefden van landbouw

Slide 4 - Diapositive

Athene
  • Er was een belangrijke verandering in het bestuur van de stadstaat Athene.
  • Athene werd eerst bestuurd door een kleine groep rijke mannen. Een grotere groep mannen kreeg burgerrechten, en mochten meebeslissen in het bestuur van de stadstaat. Zo ontstond in Athene een democratie.
  • De Atheense burgers konden meebeslissen over de belangrijkste zaken in de volksvergadering. Hier werden wetten goed- of afgekeurd.
  • In de Raad 500 werden voorstellen gedaan voor nieuwe wetten. Dat werd door loting bepaald.

Slide 5 - Diapositive

Je was een burger in de stadstaat Athene als..
A
Je man, in Athene geboren en ouder dan 18 was
B
Je vrij, man, in Griekenland geboren en ouder dan 18 was
C
Je vrij, man, in Athene geboren en ouder dan 18 was
D
Als je in Athene geboren was

Slide 6 - Quiz

Wat is het verschil tussen mythen en wetenschap in de Griekse cultuur?

Slide 7 - Question ouverte

Mythen vs wetenschap 
  • De Grieken vonden die verklaringen in godenverhalen, die we mythen noemen. Volgens de Grieken bepaalden de goden het leven van de mensen. Elke Griekse god had een eigen taak en leken net mensen, maar ze leefden wel voor eeuwig.
  • Het zoeken naar verklaringen en bewijzen door iets nauwkeurig te onderzoeken noemen we wetenschap.


Slide 8 - Diapositive

Paragraaf 2 - Het Romeinse Rijk

Slide 9 - Diapositive

Rome van dorp tot wereldrijk
A. Bijna heel Italië is onder het bestuur van Rome.
B. De Romeinen veroveren de gebieden rond Rome. 
C. Er zijn drie grote oorlogen tussen Rome en Carthago
D. Het Romeinse Rijk is op zijn grootst
E. Rome is een klein dorp aan de rivier de Tiber

Slide 10 - Diapositive

Wat is de juiste volgorde?
A
B-D-C-A-E
B
E-B-A-C-D
C
A-C-E-B-D
D
E-B-A-D-C

Slide 11 - Quiz

Romeinen de baas
  1. Het Romeinse beroepsleger was heel sterk. De discipline was goed.
  2. De Romeinen en de overwonnen volken werden bondgenoten. In ruil voor zelfbestuur betaalden de overwonnen volken belasting aan de Romeinen

Slide 12 - Diapositive

Germanen
  1. Ze kregen Romeinse burgerrechten
  2. Ze gingen handelen met de Romeinen en leerden nieuwe producten kennen
  3. Ze namen onderdelen van de Romeinse cultuur over
  4. Ze moesten meevechten in het Romeinse leger

Slide 13 - Diapositive

Paragraaf 3 - De Romeinse samenleving

Slide 14 - Diapositive

Wat waren de vier sociale lagen in de Romeinse samenleving?

Slide 15 - Question ouverte

  • Hoogste sociale laag: Rijke en belangrijke mensen die veel land bezaten, in het bestuur zaten of een legeraanvoerder waren.
  • Tweede sociale laag: Handelaren en ambachtslieden
  • Derde sociale laag: De armen zonder werk.
  • Vierde sociale laag: Slaven

Slide 16 - Diapositive

Grieks-Romeinse cultuur
De Romeinen vonden de Griekse tempels en beelden prachtig en gingen deze namaken. De Romeinen vereerden ook dezelfde goden, alleen gaven zij die andere namen. Verder namen de Romeinen Griekse gewoontes over.   


De Romeinse en de Griekse cultuur raakten dus met elkaar vermengd. Deze nieuwe cultuur verspreidde zich over het hele Romeinse Rijk.

Slide 17 - Diapositive

Paragraaf 4 - Het christendom ontstaat

Slide 18 - Diapositive

Het christendom
Voor het ontstaan van het christendom geloofden sommige mensen al in een god. In Judea gingen mensen in een god geloven, dit waren de joden. Jezus van Nazareth trok rond en vertelde verhalen over God en het leven na de dood. Jezus kreeg de naam ’Christus’, wat de zoon van God betekende. Op deze manier ontstond een nieuw geloof: het christendom. 

Slide 19 - Diapositive

Wat zijn de vijf belangrijke kenmerken van het christendom?

Slide 20 - Question ouverte

  1. Christenen geloven in een god
  2. Verhalen over Jezus en zijn ideeën staan in de Bijbel
  3. Christenen houden zich aan de tien leefregels
  4. Geloof in eeuwig leven na de dood
  5. Christenen komen samen in een kerk om te bidden

Slide 21 - Diapositive

Verspreiding christendom in het Romeinse Rijk
  1. Het christendom verspreidde zich makkelijk door het hele Romeinse Rijk, want aanhangers van Jezus konden veilig en makkelijk rondreizen in het rijk en verhalen over het leven van Jezus vertellen.
  2. De Romeinen vervolgden christenen, want christenen vereerden de Romeinse keizer en goden niet. De Romeinen stopten uiteindelijk met de vervolgingen van christenen, want steeds meer mensen werden christen.
  3. Keizer Constantijn stond het christendom uiteindelijk toe. Aan het einde van de 4e eeuw werden andere godsdiensten zelfs verboden


Slide 22 - Diapositive