toetsstof Grieken en Romeinen

Tijd van Grieken en Romeinen
3000 v Chr - 500 na Chr
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Tijd van Grieken en Romeinen
3000 v Chr - 500 na Chr

Slide 1 - Diapositive

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 2 - Diapositive

Kenmerkende aspecten
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
5. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.
8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
Leer ze uit je hoofd!

Slide 3 - Diapositive

Tijd van Grieken en Romeinen
2.1 De Griekse wereld

Slide 4 - Diapositive

Waarom was de Griekse wereld op bestuurlijk gebied verdeeld en op cultureel gebied verenigd?
bestuur:
- Griekenland was geen eenheidsstaat, maar verdeeld in verschillende poleis (polis).
- Iedere polis had zijn eigen bestuursvorm, regels en wetten.
- Poleis voerden onderling ook oorlog.

cultuur:
- Men sprak wel overal dezelfde taal, kende dezelfde goden en hielden bijvoorbeeld samen de Olympische Spelen.

Slide 5 - Diapositive

Welke 4 bestuursvormen kende Griekenland?
- Monarchie: koning aan de macht, troon is erfelijk.
- Aristocratie: macht in handen van de rijkste families (adel), kochten met geld de belangrijkste posities in het leger.
- Tirannie: Macht in handen van een alleenheerser, die de macht naar zich toe heeft getrokken. Dat hoeft niet persé gelijk negatief te zijn (Bijv. Pisistratos)
- Democratie (Athene): De macht ligt bij het volk, elke mannelijke burger van Athene had zitting in de volksvertegenwoordiging.

Slide 6 - Diapositive

Hoe werkte de Atheense democratie?
509 v Chr ontstaat de Atheense democratie. (demos= volk    kratos=macht)
- Alle mannen met Atheense burgerschap mochten spreken en stemmen in de volksvergadering
- Vrouwen, slaven en buitenlanders waren hiervan uitgesloten.
- Raad van 500: iedere man kon door loting in deze dagelijkse raad van bestuur komen. Zij bereidden de wetsvoorstellen voor.
- Om te stemmen moest je persoonlijk aanwezig zijn in de volksvergadering = directe democratie
-

Slide 7 - Diapositive

Hoe verliep de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken van de Grieken?
Mythen = godenverhalen, natuurverschijnselen werden verklaard met dergelijke verhalen = mythisch denken
- +/- 6e eeuw: wetenschappelijk denken = zoeken naar een logische verklaring voor allerlei verschijnselen
- filosofen = Vriend van de wijsheid
- Hippocrates, Sokrates, Herodotus en Pythagoras

Slide 8 - Diapositive

Hoe, waar en waarom verspreidde Griekse cultuur zich buiten Griekenland?
- Griekenland had weinig landbouwgrond, gevolg: stichten van kolonies langs de gehele kust van de Middellandse Zee.
- Alexander de Grote verovert een groot deel van het Perzische rijk en trekt zelf nog verder, sticht allerlei steden naar Grieks voorbeeld. Cultuur en gewoontes reizen mee en verspreiden zich in deze gebieden.

Slide 9 - Diapositive

Kenmerkende aspecten
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
5. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.
8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
noem ze nog eens!

Slide 10 - Diapositive

Tijd van Grieken en Romeinen
2.2 Het Romeinse Rijk

Slide 11 - Diapositive

Hoe breidde de Romeinen hun imperium uit en hoe hielden ze dat onder controle?
- Mythe Romus en Remulus, stichters Rome als koninkrijk +/- 750 v Chr
-  509 v Chr wordt Rome een republiek (Res Publica = publieke zaak), veelal de adellijke families hadden de macht.
-  De Romeinen wilden een steeds groter rijk en veroverden steeds meer grond.
- De Romeinen waren mild voor overwonnen volken die zich aanpasten.
- Hun grondgebied omvatte uiteindelijk het gehele Middellandse Zeegebied en een flink deel van Europa.

Slide 12 - Diapositive

Waarom verspreidde zich in het Romeinse rijk een Grieks-Romeinse mengcultuur?
- Door het veroveren vn Griekse kolonies kwamen de Romeinen in aanraking met de Griekse cultuur. 
- Zij namen daar veel van over of pasten het aan met een Romeins sausje eroverheen.
- Wetenschap, bouwkunst, kunst etc.
- Deze typische architectuur / vormentaal (pilaren, symmetrie, boogcontructies) krijgt veel navolging in heel Europa.
- Klassieke cultuur: mengcultuur van de Grieken en Romeinen

Slide 13 - Diapositive

Welke Grieks-Romeinse architectuur herken je?
- pilaren, symmetrie, boogconstructies, beton.
aquaducten, tempel, amfitheaters etc...

Slide 14 - Diapositive

Waarom en wat waren de gevolgen van de vestiging van Germaanse stammen in West Europa?
- sommige stammen trokken de grenzen over op zoek naar veiligheid, andere kwamen om te plunderen.
- Stammen die zich vreedzaam vestigden, namen vaak de Romeinse cultuur over = romanisering, zij konden zelfs burgerschap krijgen.
- Plunderende stammen verzwakten het R.R. omdat er steeds meer geld in het verdedigen van de grenzen gestopt moest worden. En in afkoopsommen om te voorkomen dat die stammen kwmane plunderen

Slide 15 - Diapositive

Verschillen tussen het West-Romeinse en Oost-Romeinse rijk.
- In 330 n Chr verplaatst keizer Constantijn d ehoofdstad van Rome naar Constantinopel. 
- In 395 is de scheiding tussen oost en West definitief.
- Het West-Romeinse rijk was veel instabieler, door de Germaanse plunderingen en de staatsgrepen die elkaar snel op volgenden. Geld werd minder waard. In 476 werd de laatste Romeinse keizer van de troon gestoten en hield het West-Romeinse rijk op te bestaan.
- Het Oost-Romeinse rijk verzwakt niet en bleef bijna 1000 jaar langer bestaan tot 1453. We noemen dit ook wel het Byzantijnse rijk. Het had Constantinopel als hoofdstad.
- Het Oost-Romeinse rijk was welvarender en beter georganiseerd.

Slide 16 - Diapositive

Kenmerkende aspecten
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
5. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.
8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
noem ze nog eens!

Slide 17 - Diapositive

Tijd van Grieken en Romeinen
2.3 De groei van het christendom

Slide 18 - Diapositive

Waarin verschillen het jodendom en christendom van andere religies in de Oudheid? 
- Het waren monotheïstische godsdiensten, dwz hun volgelingen vereerden maar een god. Joden en christenen weigerden de Romeinse keizer als godheid te vereren. = keizercultus
- De Romeinen stonden alle godsdiensten toe zolang het de keizercultus niet in de weg stond.
- De Joden waren verspreid = diaspora geraakt over Europa en Azië na de val van Jeruzalem 70 n Chr.

Slide 19 - Diapositive

Wanneer en hoe ontstond het christendom uit het jodendom?
- Het christendom komt voort uit het jodendom. Christenen geloven dat Jezus van Nazareth de beloofde messias van de joden is. Hij is de zoon van God.
- Jezus deed wonderen en de joodse elite voelde zich bedreigd door hem. Zij lieten de Romeinen die in het gebied de baas waren Jezus oppakken en kruisigen.
- Toen Jezus na drie dagen uit d edood opstaond, bevestigde dat zijn goddelijkheid en kreeg hij steeds meer volgelingen, dit zijn de christenen.

Slide 20 - Diapositive

Hoe groeide het christendom?
- Christenen richten zich erop om hun joodse geloofsgenoten ervan te overtuigen dat Jezus de messias was. Algauw gingen zij deze boodschap ook aan de niet-joden verkondigen.
- Veel mensen voelden zich aangetrokken door de boodschap, je hoeft niet rijk en belangrijk te zijn, goed leven is belangrijk en door Jezus te volgen kom je in de hemel. Veel armen en slaven bekeerden zich.
- Toen het christendom zich steeds beter organiseerde kwamen er ook steeds meer andere (rijkere) volgelingen bij. Zij doneerden geld (liefdadigheid) om anderen te helpen bij ziekte of armoede. Hierdoor werd het christendom nog populaider en groede het nog harder.

Slide 21 - Diapositive

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het benoemen van het christendom tot staatsgodsdienst in het R.R.?
- In eerste instantie werden de christenen vervolgd omdat zij niet mee wilden doen aan de keizercultus.
- Deze vervolgingen schrikten de christenen echter niet af, deze martelaren werden juist een voorbeeld voor andere christenen.
- Keizer Constantijn 312 n Chr geeft hen dezelfde rechten als de gewone Romeinse burger. (het verhaal gaat dat hij een goddelijke openbaring had gehad net voor een belangrijke veldslag)
- Er komen meer kerken en het christendom groeit nog harder.
- In 391 n Chr is het keizer Theodosius die het christendom uitroept tot staatsgodsdienst.

Slide 22 - Diapositive

Door welke ontwikkelingen brokkelde het West Romeinse rijk af en hield het op te bestaan?
- Het West-Romeinse rijk was veel instabieler, door de Germaanse plunderingen en de staatsgrepen die elkaar snel op volgenden. Geld werd minder waard. In 476 werd de laatste Romeinse keizer van de troon gestoten en hield het West-Romeinse rijk op te bestaan.
- Ook de volksverhuizingen zijn een reden voor het verval. Steeds meer volken trokken de grens over op zoek naar bescherming tegen de Hunnen.
- Steeds meer Germanen krijgen hoge posities in het Romeinse leger, zij zijn echter niet zo trouw en bouwen hun eigen koninkrijkjes binnen het Romeinse Rijk. Daardoor brokkelt de macht van de keizer steeds verder af.

Slide 23 - Diapositive

Kenmerkende aspecten
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
5. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.
8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
noem ze nog eens!

Slide 24 - Diapositive

Verder nog leren
- begrippen en jaartallen blz 44-45 ---> kennen!
- presentatie lessonup RJC nog eens bestuderen
- tekst in je boek nogmaals lezen.
- zelftesten in lessonup maken---> dat is basiskennis nodig als achtergrond informatie om met bronnen te kunnen werken.

Slide 25 - Diapositive