PJDB Nieuw Nederlands, Thema 4, Cursus Formuleren

Nieuw Nederlands 1BK
Thema 4  Formuleren
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nieuw Nederlands 1BK
Thema 4  Formuleren

Slide 1 - Diapositive

Even ophalen...
Eerst overzicht theorie en dan  
vragen  die je kennis ophalen 
van eerdere hoofdstukken.
Lees de theorie van de vorige hoofdstukken nog maar eens door.

Slide 2 - Diapositive

Weten we het nog? Formuleren
Thema
Blz.
Doel
Uitleg
1
34
goede zinnen maken
Formuleren is 'onder woorden brengen', zodat andere mensen begrijpen wat je bedoelt. Daarom is goede zinnen maken heel belangrijk. 
Werk met hoofdletters en komma's, Maak niet te lange zinnen, ga na een punt op dezelfde regel verder en gebruik verbindingswoorden zoals omdat, en, maar en want.
2
71
de- en het-woorden
Gebruik de goede 'lidwoorden'.
de-woord gebruik deze en die
het-woord gebruik dit en dat 
3
schrijftaal en spreektaal
Woorden die je wel zegt maar niet zegt is spreektaal
Woorden die je wel opschrijft en leest maar niet snel zegt is schrijftaal.
Spreektaal is geen standaardtaal maar een groepstaal

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Verwijswoorden deze/die/dit/dat
Verwijswoorden gebruik je om saaie herhalingen te voorkomen en
om naar iets wat eerder genoemd is te verwijzen.

DEZE en DIE worden gebruikt voor DE-WOORDEN
DIT of DAT worden gebruikt  voor HET-woorden
Uitleg

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden de-woorden, dus die/deze
Deze oplichten moet de gevangenis in!

Voor deze keer maak ik het wel voor jou.

Waarom kijken die meisjes toch de hele tijd?

Op die foto sta je prachtig!
Uitleg

Slide 6 - Diapositive

Voorbeelden het-woorden, dus dat/dit
Ik heb dit nummer veel te vaak gehoord.

Dit gezeur trek ik niet!

Dat meisje is erg grappig.

Het huiswerk dat ik moet maken vind ik leuk.
Uitleg

Slide 7 - Diapositive

Die/deze/dit/dat


Dit huis (dichtbij) heeft vier slaapkamers, dat  huis (verderaf) wel 7!

Die docent (verderaf) geeft nooit een compliment, deze (dichtbij) wel.
Uitleg

Slide 8 - Diapositive

Dat
Het woordje dat kan ook naar een hele zin verwijzen.

Er loopt een losgebroken stier op de snelweg. Dat is erg gevaarlijk.
Er wordt veel gespijbeld in die klas. Dat is niet verstandig.

Slide 9 - Diapositive

Uitleg opdrachten
  1. Noteer het goede woord. Hoeft niet de hele zin.  Bijvoorbeeld: dat - die
  2.  Schrijf het verwijswoord op  en waarnaar het woord verwijst.  Bijvoorbeeld: het horloge dat
  3.  In het verhaaltje moeten de woorden  DIE, DAT, DIT of DEZE nog ingevuld worden. Schrijf alleen de woorden op. Let je er wel op dat er soms meer woorden in 1 zin ingevuld moeten worden?
  4. Vul de woorden in, DIE of DAT
  5. De onderstreepte gedeelten van de zinnen schrijf je over. Zet hierbij het goede voorzetsel

      

Slide 10 - Diapositive

Tip
Er staan op internet heel veel uitlegfilmpjes. Kijk daar naar als er nog iets niet duidelijk is!

Succes met de les Nederlands!

Slide 11 - Diapositive

Hoe ging deze les? Ben je nu blij, boos, opgelucht, vrolijk, chagrijnig........ Maak een selfie en laat het zien haha!

Slide 12 - Question ouverte

Heb je nog vragen over deze les?
Heb je nog vragen over deze les... stel ze gerust per mail!

Slide 13 - Diapositive