Week 4 Unit 3 Formatieve Toets

Unit 3 
Formatieve Toets
score van 70 procent is voldoende

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Unit 3 
Formatieve Toets
score van 70 procent is voldoende

Slide 1 - Diapositive

Wat is de vertaling van:
deze
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 2 - Quiz

Wat is de vertaling van:
tie
A
twijg
B
stropdas
C
strikje
D
dun

Slide 3 - Quiz

Wat is de vertaling van:
bright
A
blazer
B
fel
C
broos
D
mooi

Slide 4 - Quiz

Wat is de vertaling van:
amazing
A
matig
B
geweldig
C
helder
D
prachtig

Slide 5 - Quiz

knap
gympen
pester
hoofd doek
liever hebben
modieus

Slide 6 - Question de remorquage

Wat moet er op de puntjes?
You ................ (play) hockey.

Slide 7 - Question ouverte

Wat moet er op de puntjes?
Dorothy ................ (walk) to school.

Slide 8 - Question ouverte

Wat moet er op de puntjes?
We ................ (wash) our clothes.

Slide 9 - Question ouverte

Wat moet er op de puntjes?
My parents ........ .......... (work) in an office.

Slide 10 - Question ouverte

A/AN
Wat komt er voor het woord?

Slide 11 - Diapositive

Wat komt er voor:
potato

Slide 12 - Question ouverte

Wat komt er voor:
girl

Slide 13 - Question ouverte

Wat komt er voor:
orange

Slide 14 - Question ouverte

Wat komt er voor:
euro

Slide 15 - Question ouverte

Wat komt er voor:
hour

Slide 16 - Question ouverte

Wat komt er voor:
pretty dog

Slide 17 - Question ouverte

Meervoud
Wat is het meervoud van de woorden?
Vul in!

Slide 18 - Diapositive

Wat is het meervoud van:
lady

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het meervoud van:
star

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het meervoud van:
girl

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het meervoud van:
tooth

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het meervoud van:
woman

Slide 23 - Question ouverte

mijn/jouw/jullie
Wat moet er op de puntjes? 
Vul in: my/your/his/her/its/our/your/their

Slide 24 - Diapositive

This is ..... house. We live here.

Slide 25 - Question ouverte

She has a cat. It is ...... cat

Slide 26 - Question ouverte

This is ..... horse. I love it!

Slide 27 - Question ouverte

Phrases
Vertaal de zinnen.

Slide 28 - Diapositive

Hoe ziet hij er uit?

Slide 29 - Question ouverte

Haar voeten zijn niet groot.

Slide 30 - Question ouverte

I like her bag.

Slide 31 - Question ouverte

No thanks, we're just looking.

Slide 32 - Question ouverte

But I don't like the laces.

Slide 33 - Question ouverte