Pitfalls

Pitfalls
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Pitfalls

Slide 1 - Diapositive

Afspraken
  1. Geen jassen, petten, hoedjes etc.
  2. Oordoppen uit en weg.
  3. Geen telefoons, tenzij het nodig is voor de les.
  4. Geen eten/ drinken.

Slide 2 - Diapositive

Goals for today
  1. Aan het einde van de les weten jullie wat Pitfalls zijn en kunnen jullie die onderscheiden van elkaar.
  2. Aan het einde van de les kunnen jullie de Pitfalls in jullie verhalen herkennen en toelichten waarom jullie daar in die context gebruik van hebben gemaakt.
  3. Aan het einde van de les kunnen jullie het begrip van Pitfalls demonstreren door het schrijven in het Engels op A2 niveau en het ophangen van een poster met de uitleg erover.

Slide 3 - Diapositive

Previously, in English class
Remember what we did?

What was the quiz about?

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn Pitfalls?

Slide 5 - Question ouverte

Pitfalls
Pitfalls zijn valkuilen. Dat zijn veelvoorkomdende fouten die mensen maken bij het schrijven in het Engels.
  1. "To" en "Too"
  2. "Than" en "Then"
  3. "Your" en "You're"
  4. "Its" en "It's"
  5. "Their", "There" en "They're"
  6. "Where", "Were" en "We're"

Slide 6 - Diapositive

"To" en "Too"
  1. "To"= naar/ aan; om te
    Ik geef geld aan mijn neefje
    I give money to my cousin
  2. "Too"= te; ook
    Je bent te eerlijk
    You are too honest

Slide 7 - Diapositive

"Than" en "Then"
  1. "Than"= dan (vergelijken)

    Ik vind de witte scooter mooier dan de zwarte
    I think the white scooter is prettier than the black one
  2. "Then"= toen; dan (geeft een tijd aan)
    Toen was zij nog 12
    Back then, she was only 12

Slide 8 - Diapositive

"Your" en "You're"
  1. "Your"= jouw
    Dit is jouw boek
    This is your book
  2. "You're" (You are)= jij bent 
    Jij bent een mooi meisje
    You're a beautiful girl

Slide 9 - Diapositive

"Its" en "It's"
  1. "Its"= van hem/ haar/ het

    Die vogel slaapt in zijn kooi
    That bird is sleeping in its cage
  2. "It's" (It is)= het is 
    Het is niet van mij
    It's not mine

Slide 10 - Diapositive

"Their", "There" en "They're"
  1. "Their"= hun
    Dit is hun mooie huis
    This is their beautiful house
  2. "There"= er; daar
    Ik wil daar niet heen
    I don't want to go there
  3. "They're" (They are)= zij zijn
    Zij zijn niet bang
    They're not afraid


Slide 11 - Diapositive

"Where", "Were" en "We're"
  1. "Where"= waar
    Waar is mijn potlood?
    Where is my pencil?
  2. "Were"= was of waren
    Ze waren allemaal op tijd
    They were all on time
  3. "We're" (We are)= wij zijn
    Wij zijn heel sportief
    We're very sporty



Slide 12 - Diapositive

Let's get creative!
Wat: Jullie gaan een poster maken in groepjes waarbij jullie een verhaal gaan schrijven over een onderwerp naar keuze. In dit verhaal moeten jullie de pitfalls gebruiken, onderstrepen en uitleggen. 
Hoe: In groepjes
Hulp: Groepsgenoten/ klasgenoten, Docent, Uncle Google (You know the drill), voorbeeldposters
Tijd: 20 minuten
Uitkomst: De posters worden opgehangen 
Klaar: Neem de tijd om rond te lopen door de les om de posters van andere groepjes te bekijken. 

Slide 13 - Diapositive

Goals for today
  1. Aan het einde van de les weten jullie wat Pitfalls zijn en kunnen jullie die onderscheiden van elkaar.
  2. Aan het einde van de les kunnen jullie de Pitfalls in jullie verhalen herkennen en toelichten waarom jullie daar in die context gebruik van hebben gemaakt.
  3. Aan het einde van de les kunnen jullie het begrip van Pitfalls demonstreren door het schrijven in het Engels op A2 niveau en het ophangen van een poster met de uitleg erover.

Slide 14 - Diapositive

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage

The End
Homework: 
Poster niet af? Afmaken en meenemen naar de volgende les 
op papier

Slide 16 - Diapositive