2kbb maandag 30-8, blok 1, fictie

1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag: 
- kwartier lezen: pak je boek en lees in stilte!
- Check/bespreken huiswerk/terugblik vorige keer
- Zelfstandig werken
- Afsluiten



Slide 2 - Diapositive

Het huiswerk was:
- Plak je planning in het schrift
- Maak de brief af
- Blok 1, fictie opdracht 1, 2, 3 in je schrift

Is dat gelukt?
Heb je al je spullen bij je? Lesboek, leesboek, schrift, laptop


Slide 3 - Diapositive

Huiswerk bespreken
Terugblik: Wat is fictie en wat non-fictie?  Hoe hou je ze uit elkaar?
Wat zijn realistische verhalen? En wat maakt een verhaal juist niet-realistisch?



Blok 1 fictie, opdracht 1, 2, 3 ---> bespreken



Slide 4 - Diapositive

Doel van de les
Je kunt aangeven wat de verschillen zijn tussen realistische- en niet realistische verhalen

Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie

Slide 5 - Diapositive

Een kort verhaal
1 Schrijf in drie zinnen op waarover dit fragment gaat.

2 Is dit een griezelverhaal, een avonturenverhaal of een boek over jongeren van nu?
  Leg je antwoord uit.

3 Hoe vind je dit verhaalfragment? Leg je antwoord uit in hele zinnen.

4 Zou je willen weten hoe dit verhaal afloopt? Waarom wel/niet?







Slide 6 - Diapositive

Realistisch of niet-realistisch?

Vraag 1.
Wat is een realistisch verhaal?
A Een realistisch verhaal is een verhaal dat echt gebeurd is.
B Een realistisch verhaal is een verhaal dat nooit echt kan gebeuren.
C Een realistisch verhaal is een verhaal dat heel echt lijkt.




Vraag 2.
Komt het fragment 'Raar' uit een realistisch verhaal?
A Ja, want het gaat over gewone jongens.
B Nee, want er gebeuren dingen die in het echt niet kunnen.
C Nee, want dit is een waargebeurd verhaal.



Slide 7 - Diapositive

Realistisch of niet-realistisch?





Als je klaar bent, bespreek je (zachtjes!) je antwoorden met je buurman/buurvrouw. Ik vraag jullie straks naar wat je opgeschreven hebt.

Vraag 3. 
Waardoor lijkt een verhaal realistisch?
A Het verhaal lijkt realistisch als er een echte gebeurtenis in voorkomt.
B Het verhaal lijkt realistisch als er herkenbaar taalgebruik in voorkomt.
C Het verhaal lijkt realistisch als het lijkt alsof het echt zo kan gebeuren.



Slide 8 - Diapositive

Aan de slag
Wat
Opdracht 4 en 6

Hoe
Zelfstandig

Hulp nodig?
Vraag de docent


Tijd
10 minuten
Klaar?
Dan begin je vast met opdracht 7
Uitkomst
Wat af is, hoef je thuis niet meer te doen.
timer
10:00

Slide 9 - Diapositive

Afsluiten

Het doel was:

Je kunt aangeven wat de verschillen zijn tussen realistische- en niet realistische verhalen
Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie

Behaald??

Huiswerk opdrachten :
Blok 1, fictie opdracht 4 en 6



Wat vond je van de les?

Slide 10 - Diapositive