Geef bij de volgende vragen aan bij welke groep het zelfstandig naamwoord hoort, in welke naamval, getal en geslacht (m, v of o) het staat en zet vervolgens het bijv.nwd./bezittelijk vnwd. dat tussen haakjes staat in de juiste vorm. Geef je antwoord als volgt weer:
VB: feminis (carus)
Antwoord: 1, dat/abl, mv, v, caris
Als er meerdere opties mogelijk zijn, moet je altijd beide opties geven, gescheiden door een '/' (zie voorbeeld)