AE-2 les 1

Soorten Productiefactoren 
1.1 Natuurlijke hulpbronnen
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Soorten Productiefactoren 
1.1 Natuurlijke hulpbronnen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn natuurlijke hulpbronnen?

Slide 2 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Onuitputtelijk (vernieuwbaar)
niet vernieuwbaar 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke van deze natuurlijke hulpbronnen zijn 'niet' vernieuwbaar?
A
Aardgas
B
Zon
C
Steenkool
D
Olie

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Landbouwgrond is een vrij goed
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiefactoren
Om een stoel te kunnen maken, heb je een aantal "dingen" nodig. Deze dingen noemen we ook wel productiefactoren. We onderscheiden vier verschillende productiefactoren, namelijk:

  1. Natuur
  2. Arbeid
  3. Kapitaal
  4. Ondernemerschap

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiefactoren
Natuur:
Om een stoel te kunnen maken heb je materialen nodig, zoals hout. Met natuur bedoelen we dan ook alles wat de natuur levert, zoals grondstoffen, fosiele brandstoffen zoals olie en gas, de grond zelf, lucht, zonlicht en water.


Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de kosten voor de productiefactor

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiefactoren
Arbeid:
Als je al het materiaal verzameld hebt voor je stoel, moet je deze nog in elkaar zetten. We hebben dus arbeid nodig om de stoel daadwerkelijk te kunnen maken. Met arbeid bedoelen we zowel de lichamelijk als geestelijke inspanning (Kennis) die mensen leveren bij het produceren.


Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de kosten voor de productiefactor Arbeid?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiefactoren
Kapitaal:
  1.  De hoeveelheid geld - van een bedrijf of van de overheid. 
  2.  Geld geïnvesteerd in goederen - kapitaalgoederen 
Het hout moet gezaagd worden, het ijzer moet gesmeed worden, de onderdelen moeten vastgeschroefd worden. We hebben dus materialen/machines nodig om de stoel te maken. Met kapitaal bedoelen we dan ook gereedschappen, gebouwen, machines en voertuigen.


Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vlottende en vaste kapitaalgoederen

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De voorraad hout van een bedrijf is een vlottend kapitaalgoed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn vaste kapitaalgoederen voor een autobedrijf?
A
Auto's
B
Showroom
C
Koffiemachine
D
Onderdelen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Balans van een bedrijf 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiefactoren
Ondernemer(schap) = Een persoon die iets onderneemt en daarmee een maatschappelijke bijdrage levert. (apple, Microsoft, Tesla, Jumbo etc.) 
Het maken van een stoel kost geld. Geld wat je ook had kunnen gebruiken om op vakantie te gaan. Nu je het besteedt aan het maken van een stoel,  draag je bij aan de maatschappij, loop je een risico? Wat als de stoel niet verkoopt? Dan ben jij je geld kwijt. Met ondernemerschap bedoelen we dan ook het risico wat je loopt om winst of                                  verlies te maken.


Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom is ondernemerschap een Productiefactor?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ondernemingsvormen 

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je bent 'hoofdelijk' aansprakelijk
A
BV
B
NV
C
Eenmanszaak (ZZP)
D
VOF

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er is sprake van een 'rechtspersoon'
A
BV
B
NV
C
Eensmanszaak (ZZP)
D
VOF

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aandelen zijn 'vrij' verhandelbaar
A
BV
B
NV
C
Eenmanszaak (ZZP)
D
VOF

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een groep mensen die een doel hebben dat sociaal is.
A
Stichting
B
Vereniging
C
VOF
D
Eenmanszaak (VOF)

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Investeringen
Investering: opoffering in tijd, geld of mankracht (personeel) t.b.v. een doel op lange termijn. bijv. vervangen machine of meubilair.
Hier onderscheiden we 3 vormen van:
- Uitbreidingsinvesteringen = meer machines om productie uit te breiden 
- Breedte- investeringen = meer van dezelfde machines naast elkaar 
- Diepte- investeringen = Andersoortige machines die bijvoorbeeld sneller of efficiënter kunnen werken.
Het gaat er uiteindelijk om of je het geïnvesteerde geld terug verdiend

Slide 24 - Diapositive

- Uitbreidingsinvesteringen
 Je breid de hoeveelheid machines uit omdat er meer vraag is naar de productie. Je schaft meer bestelbusjes aan. 
- Breedte- investeringen

- Diepte- investeringen
Hoe komst een bedrijf aan geld om te investeren?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen consumeren en investeren?

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

1. KAPITAAL
Gebruik hiervan kost:
RENTE

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Consumptiegoed of kapitaalgoed?
Consumptiegoed: voor jezelf, niet bedoeld om andere goederen te produceren

Kapitaalgoed: goed die in een bedrijf wordt gebruikt bij de productie.

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Arbeid
Gebruik hiervan  kost:
LOON

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Natuur
Gebruik hiervan kost:
HUUR of PACHT
LET OP 
- Natuur kan uitgeput raken
- Milieuproblemen 

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Ondernemerschap
Ondernemer 
loopt een RISICO--> hiervoor kan hij BELOOND worden met WINST

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions