Eten en drinken- spelling en grammatica

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Eten en drinken- spelling en grammatica

Blz 112

Wat is een werkwoord

Wat geeft werkwoord in de tegenwoordige tijd aan

1. Wat er in het verleden gebeurd
2. Wat er in het heden gebeurd
3. Wat er in de toekomst gebeurd

Stukje Theorie

Ik stam

jij/u stam+t

hij/zij stam+t

Wij hele werkwoord

jullie hele werkwoord

Zij hele werkwoord

Welk antwoord is juist
In de tegenwoordige tijd gebruik je bij
jij/u

1. alleen de stam
2. stam+t
3. het hele werkwoord

Welk antwoord is juist
In de tegenwoordige tijd gebruik je bij
Wij/jullie/Zij

1. alleen de stam
2. stam+t
3. het hele werkwoord

Maak opdracht 6 a t/m H

Stukje theorie

Sommige werkwoorden eindigen op en -d

Ik stam

jij/u stam+t

hij/zij stam+t

Wij hele werkwoord

jullie hele werkwoord

Zij hele werkwoord

Voorbeeld

Ik verbrand

jij/u verbrandt

hij/zij verbrandt

wij verbranden

jullie verbanden

zij verbranden

Welk antwoord is juist
bij het werkwoord woorden
Meerdere antwoorden!

1. ik word
2. jij/u wordt
3. jullie word
4. hij/zij word

Maak opdracht 7 a t/m j

Let op alle zinnen staan in de tegenwoordige tijd

stukje theorie

Als je of jij achter werkwoord staat, schrijf je alleen de stam van het werkwoord.

Jij loopt naar huis - Loop jij naar huis?

Jij fietst naar school vandaag - Vandaag fiets jij naar school.

Jij houdt van taart - Houd jij van taart?

Welke antwoord is goed
Jij loopt naar de bus

1. Loop jij naar de bus?
2. Loopt jij naar de bus?

Maak opdracht  a t/m c

Let op alle zinnen staan in de tegenwoordige tijd

Quizvraag 1
Welk antwoord is juist

1. Ik bak
2. jij bak

Vraag 2
Jij (vinden) verse kruiden toch het lekkerst.

1. jij vindt
2. jij vind

Vraag 3
De bakker (ontvangen) zijn klanten altijd zeer gastvrij.

1. De bakker ontvang
2. De bakker ontvangt

Vraag 4
Mijn tante (begrijpen) de gebruiksaanwijzing van de keukenmachine niet.

1. Mijn tante begrijpt
2. Mijn tante begrijp

Vraag 5
Ik (vinden) chocolademousse zo lekker.

1. Ik vind
2. Ik vindt

Ik snap de les.
Ik heb nog extra oefening nodig.