werkwoord to be

1 / 28
suivant
Slide 1: Vidéo
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

The verb to be 'postive'

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
  • Je leert hoe je het werkwoord to be (zijn) kunt gebruiken,
  • Je leert bij de ik-, jij-, hij-, het-, wij- en zij- vorm de juiste vorm van 'to be' te kiezen,
  • Je kiest zelf of je eerst met de makkelijke- of moeilijke opdracht begint.
  • Het lukt je om zelfstandig te starten.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Maak zelfstandig de opdrachten.
Je mag zelf kiezen waar je begint, met de makkelijke of de iets moeilijkere opdracht.
timer
1:00

Slide 5 - Diapositive

The verb to be 'postive'

Slide 6 - Diapositive

Let's practise.

Slide 7 - Diapositive

You... a student.
A
am
B
are
C
is

Slide 8 - Quiz

We... smart!
A
is
B
am
C
are

Slide 9 - Quiz

They... beautiful in their own way.
A
are
B
am
C
is

Slide 10 - Quiz

They... friendly.
A
are
B
am
C
is

Slide 11 - Quiz

He... cool.
A
are
B
am
C
is

Slide 12 - Quiz

You... hungry.
A
am
B
are
C
is

Slide 13 - Quiz

I... the best!
A
are
B
am
C
is

Slide 14 - Quiz

Peter... their uncle.
A
are
B
am
C
is

Slide 15 - Quiz


... it going to be a difficult test?
A
Am
B
To be
C
Are
D
Is

Slide 16 - Quiz

Choose the correct form of to be:

I ... tired.
A
is
B
are
C
am
D
have

Slide 17 - Quiz

Geef de vertaling van 'to be'.
A
hebben
B
zijn
C
doen
D
gaan

Slide 18 - Quiz

You... always positive.
A
Be
B
is
C
are
D
am

Slide 19 - Quiz

To be: negative

Slide 20 - Diapositive

Let's practise.

Slide 21 - Diapositive

He... happy to be here.
A
am not
B
are not
C
is not

Slide 22 - Quiz

Katy and Peter... married.
A
aren't
B
am not
C
isn't

Slide 23 - Quiz

I... sleepy today.
A
aren't
B
am not
C
isn't

Slide 24 - Quiz

My friends and I... outside.
A
aren't
B
am not
C
isn't

Slide 25 - Quiz

The computer... on sale.
A
are not
B
'm not
C
isn't

Slide 26 - Quiz

Zijn de lesdoelen behaald?

  • Je weet het werkwoord to be bij de juiste persoon/personen te gebruiken.
  • Trots op jezelf zijn, omdat het je zelfstandig (bijna) is gelukt.

Slide 27 - Diapositive

Ik begrijp nu hoe het werkwoord 'to be' werkt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage