Soms moet je nog iets meer veranderen: mug - muggen, contactdoos - contactdozen
Bij een woord dat eindigt op -ee of -ie, gebruik je ook een trema: zee - zeeën, melodie - melodieën
Als de klemtoon niet op -ie valt, komt er alleen een -n en trema: bacterie - bacteriën, olie - oliën
Slide 8 - Diapositive
Wat is het meervoud van: abc
A
abcs
B
abcen
C
abc's
Slide 9 - Quiz
Wat is het meervoud van: massa
A
massas
B
massa's
C
massaas
Slide 10 - Quiz
Mijn moeder vond dat ik was ... (veranderen).
A
verandert
B
veranderd
Slide 11 - Quiz
Voordat hij de wond ... (hechten), had de dokter mij verdoofd.
A
hechte
B
hechten
C
hechtte
D
hechtten
Slide 12 - Quiz
Planning van vandaag:
- Herhalen Lezen H3
- Starten Lezen H4
Slide 13 - Diapositive
Ik weet wat signaalwoorden en tekstverbanden zijn
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quiz
Tekstverbanden geven verbanden aan tussen ....
A
teksten
B
woorden
C
woorden, zinnen
D
woorden, zinnen, alinea's
Slide 15 - Quiz
Ik ken de volgende 3 tekstverbanden: opsomming, tegenstelling en voorbeeld (toelichting).
A
ja
B
nee
C
beetje
Slide 16 - Quiz
Bij welk tekstverband horen de signaalwoorden 'ook', 'bovendien' en 'tevens'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
Slide 17 - Quiz
Bij welk verband hoort het signaalwoord 'toch'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
Slide 18 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'maar'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
Slide 19 - Quiz
Welk verband heeft deze zin: Ik houd erg van muziek, bijvoorbeeld van rock.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
Slide 20 - Quiz
Aan welk signaalwoord zie je dat deze zin een voorbeeld geeft? Ik houd erg van muziek, bijvoorbeeld van rock.
Slide 21 - Question ouverte
Lezen H4
In hoofdstuk 4 leren we nog drie nieuwe tekstverbanden met bijbehorende signaalwoorden:
1. Een tijdsvolgorde
2. Een oorzaak-gevolg
3. Een voorwaarde
Slide 22 - Diapositive
Chronologisch (tijdsvolgorde) tekstverband
Geeft de volgorde aan waarin gebeurtenissen plaatsvinden.
Bijvoorbeeld:
Eerst gingen de leerlingen in stilte aan het werk. Daarna gingen ze zachtjes fluisteren. Ten slotte waren ze allemaal hardop aan het praten.
Slide 23 - Diapositive
Oorzaak-gevolg
Een oorzaak-gevolg verband geeft een causaal verband aan. Dat wil zeggen dat een bepaalde gebeurtenis is veroorzaakt door een andere gebeurtenis.
Signaalwoorden: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.
Slide 24 - Diapositive
Voorwaarde
Er wordt een voorwaarde gesteld: er is dus iets dat eerst moet gebeuren, voordat iets anders gebeurt.
Signaalwoorden: als ... (dan), indien, mits, tenzij.
Als Jasper anders en beter gaat leren, dan gaat hij dit jaar nog over.
Slide 25 - Diapositive
Welk tekstverband zie je hier? Pinkpop weet regelmatig grote headliners te strikken. Daardoor zijn de tickets vaak snel uitverkocht.
A
Tegenstelling
B
Oorzakelijk-gevolg
C
Voorbeeld
D
Voorwaarde
Slide 26 - Quiz
Aan welk signaalwoord zie je dat het een oorzakelijk verband is? Pinkpop weet regelmatig grote headliners te strikken. Daardoor zijn de tickets vaak snel uitverkocht.
Slide 27 - Question ouverte
Welk tekstverband zie je hier? Als je zeker wilt zijn van Pinkpoptickets, dan moet je op tijd opstaan.
A
Opsomming
B
Tijdsvolgorde
C
Voorwaarde
D
Tegenstelling
Slide 28 - Quiz
Aan welke signaalwoorden zie je dat dit een voorwaardelijk verband is? Als je zeker wilt zijn van Pinkpoptickets, dan moet je op tijd opstaan.
Slide 29 - Question ouverte
Welk tekstverband zie je hier? In het festivalseizoen komt eerst Paaspop, daarna Pinkpop en ten slotte Lowlands.
A
Tijdsvolgorde
B
Opsomming
C
Oorzaak-gevolg
D
Voorwaarde
Slide 30 - Quiz
Aan welke signaalwoorden zie je dat het een tijdsvolgorde is? In het festivalseizoen komt eerst Paaspop, daarna Pinkpop en ten slotte Lowlands.
Slide 31 - Question ouverte
Aan de slag!
Opdracht 1 maken we klassikaal.
Als er dan nog tijd is, mag je kiezen of je opdr. 2 mee klassikaal maakt of liever zelfstandig werkt.
Huiswerk voor vrijdag: opdr. 1 en 2 van blz. 91 en 92