week 4 les 1
Typ het woord dat je hoort
1 / 22
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Typ het woord dat je hoort
Slide 1 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 2 - Question ouverte
kruiden
t.t.ik...........
t.t.ik...........
Slide 3 - Question ouverte
kruiden
t.t. het kind...........
t.t. het kind...........
Slide 4 - Question ouverte
kruiden
t.t.........jij?
t.t.........jij?
Slide 5 - Question ouverte
kruiden
t.t.........je vader?
t.t.........je vader?
Slide 6 - Question ouverte
zenden
t.t. ik............
t.t. ik............
Slide 7 - Question ouverte
zenden
t.t. het kind............
t.t. het kind............
Slide 8 - Question ouverte
zenden
t.t. ...........jij?
t.t. ...........jij?
Slide 9 - Question ouverte
zenden
t.t. ...........je vader?
t.t. ...........je vader?
Slide 10 - Question ouverte
betreden
t.t. ik............
t.t. ik............
Slide 11 - Question ouverte
betreden
t.t. het kind............
t.t. het kind............
Slide 12 - Question ouverte
betreden
t.t. ............jij?
t.t. ............jij?
Slide 13 - Question ouverte
betreden
t.t. ............je vader?
t.t. ............je vader?
Slide 14 - Question ouverte
aanpakken
..........de emmer.........!
..........de emmer.........!
Slide 15 - Question ouverte
opvegen
.........het stof.........!
.........het stof.........!
Slide 16 - Question ouverte
nieten
v.t. Ik..............het papier
v.t. Ik..............het papier
Slide 17 - Question ouverte
branden
v.t. Het vuur.........
v.t. Het vuur.........
Slide 18 - Question ouverte
aankomen
Zijn jullie op tijd...........?
Zijn jullie op tijd...........?
Slide 19 - Question ouverte
weggaan
De vrouw was al vroeg...........
De vrouw was al vroeg...........
Slide 20 - Question ouverte
rijden
De..........route
De..........route
Slide 21 - Question ouverte
omhelsen
Het ................kind
Het ................kind
