thema 7 B3 en B4 bestuiving en bevruchting

Thema 7 B3 en B4 
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 7 B3 en B4 

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je van bestuiving en bevruchting van bloemen

Slide 2 - Carte mentale

Wat leer je allemaal
  • Je kunt omschrijven wat bestuiving is. 
  • Je kunt de kenmerken van insectenbloemen en van windbloemen noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

Bestuiving 
Veel insecten vliegen van bloem naar bloem om nectar te zoeken. 
Het overbrengen van stuifmeel van een meeldraad naar de stempel van een bloem heet bestuiving. Het stuifmeel moet dan wel terechtkomen op de stempel van een bloem van dezelfde plantensoort. 
Dus van roos op roos is bestuiving, niet van roos naar lelie. 

Slide 6 - Diapositive

Insectenbloemen
Insecten zie je van bloem naar bloem vliegen, ze zijn opzoek naar nectar. De nectar zit onderin de bloem en daardoor krijgt een bij bijvoorbeeld stuifmeel op zijn lichaam. Als hij bij een volgende bloem naar nectar zoekt, komt dat stuifmeel op de stempel van die bloem.
Een insectenbloem heeft een honingklier. 
Daar wordt nectar gemaakt. 
De hommel krijgt stuifmeel op zijn lichaam. 
Dit 'neemt hij mee' naar een andere plant.

Slide 7 - Diapositive

Windbloemen


Er zijn ook bloemen waarbij het stuifmeel door de wind wordt meegenomen en op de stempel van een bloem komt. 


stempel
helmknop met stuifmeel in de helmhokjes

Slide 8 - Diapositive

Bouw windbloemen
De bloemen van gras zijn windbloemen. De helmknop hangt vaak buiten de bloem. Zo kan het stuifmeel gemakkelijk worden weggeblazen. 
Windbloemen maken veel meer 
stuifmeelkorrels dan insectenbloemen.
Stuifmeelkorrels worden ook wel pollen 
genoemd. 

Slide 9 - Diapositive

Bekijk de afbeelding

BOVEN: insectenbloem

ONDER: windbloem


A
waar
B
nietwaar

Slide 10 - Quiz

Wat is bestuiving?

Slide 11 - Question ouverte

Bevruchting

1. Stuifmeel komt op de stempel.

2. Stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis.

3. Stuifmeelbuis gaat door de stijl heen.

4. Stuifmeelbuis komt bij de eicel in het vruchtbeginsel.

De bloem is bevrucht

Slide 12 - Diapositive

- In het vruchtbeginsel bevinden zich 1 of meerdere zaadbeginsels.

- In een zaadbeginsel ontstaat één eicel (vrouwelijke geslachtcel). In iedere eicel zit een kern.

Slide 13 - Diapositive

  • Van bloem ...
  • ...tot vrucht en zaad
De bloem bloeit en is op z'n mooist. Insekten worden gelokt door de geur en de kleur. Als ze de bloem bezoeken om nectar te zoeken brengen ze stuifmeelkorrels over van de meeldraden naar de stempel van de stamper
1
De bestuiving en bevruchting zijn achter de rug en de eicellen zijn bevrucht. 
De kroonbladeren en meeldraden hebben geen functie meer. 
Ze verwelken en vallen af
2
De zaadbeginselen ontwikkelen zich tot zaden (de pitten) waaruit een nieuwe plant kan groeien. Het vruchtbeginsel groeit en vormt vruchtvlees dat gegeten wordt door dieren. Als de dieren de zaden opeten worden die later weer uitgepoept. 
3

Slide 14 - Diapositive

In de bloem:
Zaadbeginsels worden zaden
Na de bevruchting gaan de zaadbeginsels en het vruchtbeginsel groeien. De zaadbeginsels ontwikkelen zich tot zaden met in elk zaad een bevruchte eicel. 

Als een eicel in een zaadbeginsel niet bevrucht is, verschrompelt dat zaadbeginsel.

De zaden van peulvruchten noem je bonen.

1. Verschrompeld zaadbeginsel: Dit zaadbeginsel is niet bevrucht.
2. Een minder goed ontwikkelt zaad (het kleinere boontje)

1
Restant bloemkelk met bloemsteel

2
Restant van de stijl

3

Slide 15 - Diapositive

In welk onderdeel van een bloem vindt bevruchting plaats?




A
Helmknop
B
Stempel
C
Stijl
D
Vruchtbeginsel

Slide 16 - Quiz


Wat ontwikkelt zich
na de bevruchting
uit het vruchtbeginsel?
de bloem van een appelboom is bevrucht
A
de appel
B
een pitje in de appel
C
het vruchtvlees van de appel
D
Het vruchtvlees en het klokhuis met de pitjes

Slide 17 - Quiz

bouw van een bloem
Oefen de onderdelen van de bloem
Kroonblad
Heeft alleen een insektenbloem
Functie: insekten lokken
Helmknop
Maakt stuifmeelkorrels
Helmdraad
meeldraad

Mannelijk deel van de bloem
zaadbeginsel
Hierin zit de eicel.
Na bevruchting groeit hieruit het zaad
stempel
Hierop komen de stuifmeelkorrels
Als er een stuifmeelkorrel van dezelfde soort op de stempel komt, dan heet dir BESTUIVING
Stijl


Vruchtbeginsel

Hieruit groeit, na bevruchting, de vrucht
Bevruchting vindt plaats als de stuifmeelkorrel versmelt met de eicel. De eicel zit in het zaadbeginsel


Kelkblad


Bloemsteel


Stamper
Vrouwelijk deel van de bloem

Slide 18 - Diapositive

Wat gebeurt er na de bevruchting in een bloem?
A
Een stuifmeelbuis groeit naar het zaadbeginsel
B
Er ontstaat een vrucht
C
Er ontstaat een vruchtbeginsel
D
De bloemen vouwen dicht

Slide 19 - Quiz

Windbloem

Een windbloem wordt door .........................bestoven. De meeste hebben   .......................... gekleurde kroonbladeren.
De ........................... steken uit buiten de kroonbladeren zodat de wind het ............................. makkelijk kan meenemen. 
Op de buiten de bloem hangende  .....................  kunnen de stuifmeelkorrels blijven plakken.
Deze bloemen produceren geen  ...................    , de bloemen    ...................   niet sterk. 
Ze maken wel ...............................stuifmeelkorrels waardoor er meer kans is op ........................

kleine en onopvallende


heel veel

  geuren

stampers

 de wind
meeldraden

 stuifmeel

    nectar

   bestuiving

   bevruchting

        weinig

Slide 20 - Question de remorquage

Wat heb je deze les geleerd

Slide 21 - Carte mentale

Slide 22 - Vidéo

Nectar
Veel bloemen vormen nectar.

Het is een zoet sap dat insecten aantrekt.

Bijen verzamelen nectar en maken er honing van
Nectar is voedsel voor de larven (jongen) van bijen.
Honing kun je eten en het wordt verwerkt in allerlei producten: Thee, drop, jam, mosterd ....

Slide 23 - Diapositive

Insectenbloemen

  • Meestal grote en opvallend 
     gekleurde kroonbladeren
  • Geven een geur af
  • Bloem heeft nectar

     Insecten komen daar op af.

Een insectenbloem heeft een honingklier. 
Daar wordt nectar gemaakt. 
De hommel krijgt stuifmeel op zijn lichaam. 
Dit 'neemt hij mee' naar een andere plant.

Slide 24 - Diapositive

Insectenbloemen

De nectar zit onderin de bloem.   
Een bij of hommel raakt de meeldraden en de stampers aan bij het zoeken naar nectar.

Het stuifmeel komt op zijn lichaam kleven.

- Als hij bij een volgende bloem naar nectar
  zoekt, komt dat stuifmeel op de stempel
  van die bloem.
Het stuifmeel is ruw en kleverig
Het plakt vast aan de rug van het insect.
Zo kan een insect 10-tallen bloemen bestuiven. 

Slide 25 - Diapositive

Bestuiving door insecten
Veel insecten hebben een voorkeur voor een bepaalde plant.

Bijen bestuiven bijvoorbeeld appel- en kersenbomen, aardbeien, augurk, courgette.

De akkerhommel bestuift vooral de witte dovenetel.

Slide 26 - Diapositive

Windbloemen
Grassen en bomen hebben bloemen die 
niet mooi gekleurd zijn. De kelkbladen en 
de kroonbladen zijn onopvallend groen. 
De bloemen worden door de wind bestoven.  De wind blaast het stuifmeel weg. 
Dat stuifmeel kan dan toevallig op de stempel van een bloem van dezelfde plantensoort komen. De kans is klein daarom is het handig de windbloemen 
veel stuifmeel maken
(in verhouding meer dan insectenboelen).

Sommige mensen zijn voor pollen (stuifmeel) allergisch, zij krijgen een loopneus, verstopte neus of tranende ogen van het stuifmeel dat in de lucht aanwezig is.

Slide 27 - Diapositive

bestuiving
Bestuiving: Er komt stuifmeel op de stempel van een bloem van dezelfde soort. 

Als er stuifmeel op een andere bloem van een andere soort komt, dan is er geen bestuiving.

Slide 28 - Diapositive

1.
Insectenbloemen zijn bloemen met gekleurde bloemblaadjes
2.
In insectenbloemen zit een honingklier die nectar maakt.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 29 - Quiz

In de afbeelding
zie je een tweeslachtige
bloem
(mannelijke en
vrouwelijke voortplantingsorgaan)
A
Waar
B
Nietwaar
C
Dat kun je niet zien
D
Het is een drieslachtige bloem

Slide 30 - Quiz

Windbloem

Een windbloem wordt door .........................bestoven. De meeste hebben   .......................... gekleurde kroonbladeren.
De ........................... steken uit buiten de kroonbladeren zodat de wind het ............................. makkelijk kan meenemen. 
Op de buiten de bloem hangende  .....................  kunnen de stuifmeelkorrels blijven plakken.
Deze bloemen produceren geen  ...................    , de bloemen    ...................   niet sterk. 
Ze maken wel ...............................stuifmeelkorrels waardoor er meer kans is op ........................

kleine en onopvallende


heel veel

  geuren

stampers

 de wind
meeldraden

 stuifmeel

    nectar

   bestuiving

   bevruchting

        weinig

Slide 31 - Question de remorquage

Insectenbloem
Windbloem
geen 
kroonbladeren
nectar
meeldraden 
in de bloem
maken veel stuifmeel
geur
felgekleurde kroonbladeren
stuifmeel
kleverig

Slide 32 - Question de remorquage

Slide 33 - Vidéo

Bestuiven bij insectenbloemmen; bekijk het filmpje

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo