Les 27 Via Vervolg 1F deel B Homoniemen en antoniemen

synoniemen, homoniemen en antoniemen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 18 min

Éléments de cette leçon

synoniemen, homoniemen en antoniemen

Slide 1 - Diapositive

Opbouw les
Terugblik
Doel van deze les
Kennis ophalen
Stukje theorie
Quizvragen/open vragen
Aan de slag
Evaluatie

Slide 2 - Diapositive

Terugblik vorige les
  • Wat is ook al weer een argument?
  • Hoe bedenk je een argument?

Slide 3 - Diapositive

Doel van deze les
Aan het eind van de les kun je synoniemen, homoniemen en antoniemen herkennen.

Slide 4 - Diapositive

Weet je nog wat een synoniem is?

Slide 5 - Question ouverte

Uitleg 
Synoniemen: verschillende woorden met dezelfde betekenis 

Homoniemen: een woord met meerdere betekenissen

Antoniemen: woorden die het tegengestelde betekenen

Slide 6 - Diapositive

synoniem
Woorden die van elkaar verschillen, maar die hetzelfde betekenen.
Toilet/wc
kapot/stuk

Slide 7 - Diapositive

Welke woorden zijn synoniemen van elkaar?
A
trein- tram
B
vogel- ijsbeer
C
vloerkleed- onderlegger
D
godsdienst- religie

Slide 8 - Quiz

Welke woorden zijn synoniemen van elkaar?
A
ogenblik- moment
B
whiskey- cola
C
slippers- pantalon
D
tafelzilver- soepbord

Slide 9 - Quiz

homoniem
Homoniemen zijn woorden die je hetzelfde schrijft en die hetzelfde klinken, maar die een verschillende betekenis hebben.
bank
haar

Slide 10 - Diapositive

Homoniem of niet?
pad
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Homoniem of niet?
Kussen
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Homoniem of niet?
water
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Welk woord is een homoniem?
A
Fiets
B
Advocaat
C
Stoel
D
Kast

Slide 14 - Quiz

Welk woord is een homoniem?
A
Tafel
B
Trein
C
Ajax
D
Stad

Slide 15 - Quiz

Homoniemen kunnen zorgen voor spraakverwarring

Bijv: 

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Antoniem
Antoniemen zijn juist woorden die het tegenovergestelde van elkaar zijn.
arm - rijk
koud - warm
zwart - wit

Slide 19 - Diapositive

Welke woorden zijn antoniemen van elkaar?
A
spaarzaam- kwistig
B
wit- zwart
C
mooi- lelijk
D
tafelzilver- bestek

Slide 20 - Quiz

Wat is een antoniem van groot?
A
Dun
B
Klein
C
Lang
D
Dik

Slide 21 - Quiz

Wat is het antoniem van luxe?
A
Spartaans
B
Goedkoop
C
Klein
D
Bescheiden

Slide 22 - Quiz

Wat is een antoniem van interesse?
A
Geïnteresseerd
B
Boeiend
C
Desinteresse
D
Oplettendheid

Slide 23 - Quiz

Wat hebben we geleerd vandaag?

Slide 24 - Diapositive