werkwoordspelling les 4: pv tt, pv vt en onderwerp

Nederlands
WERKWOORDSPELLING LES 4
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd
- Persoonsvorm verleden tijd 
- Onderwerp


 
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
WERKWOORDSPELLING LES 4
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd
- Persoonsvorm verleden tijd 
- Onderwerp


 

Slide 1 - Diapositive

Vorige lessen...

... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

.... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).

Slide 2 - Diapositive

Aan het eind van deze les ...

... heb je nog een keer geoefend met het herkennen en vervoegen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en verleden tijd.

... weet je hoe je het onderwerp in een zin kunt vinden.

... kun je het onderwerp in een zin benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Het onderwerp
Het onderwerp =
wie of wat + persoonsvorm?

Het onderwerp geeft aan wie iets doet: Kees loopt naar school.
Het onderwerp geeft aan wat iets doet: De stoel valt.

Slide 4 - Diapositive

Het onderwerp
In sommige zinnen doet het onderwerp iets, in andere zinnen is het onderwerp iets


De buurvrouw fietst
Opa is grappig

Slide 5 - Diapositive

Het onderwerp de hoofdpersoon van de zin
Het onderwerp geeft aan:


wie iets doet
wie iets is
wat iets doet
wat iets is
... loopt naar school
... is dokter
... valt
...is rood
  • Truus
  • Amir
  • De stoel
  • De muur

Slide 6 - Diapositive

Het onderwerp EV/ MV
De meeste ouderen gaan ooit naar het bejaardentehuis. 
Wie of wat gaan?

  • de meeste ouderen
  • LET OP: niet ouderen  niet meeste ouderen
  • regel: je kunt "de meeste ouderen" niet opknippen in stukjes 🤔 ⤵️


Slide 7 - Diapositive

Het onderwerp volledig opschrijven
regel: je kunt "de meeste ouderen" niet opknippen in stukjes

Mijn oom en tante en mijn neefjes hebben last van de rotzooi.
  • Mijn oom en tante en mijn neefjes
 LET OP: 
  • je kan de zin NIET veranderen in: Mijn oom en tante hebben last van de rotzooi en mijn neefjes (dat heeft een heel andere betekenis)

Slide 8 - Diapositive

Het onderwerp hoort bij het ww
Let goed op: Ga op zoek naar het onderwerp dat hoort bij het werkwoord

Op de Kerstmarkt gaan we een heleboel spullen verkopen.  
Wie of wat gaan verkopen
  • we
LET OP :
  • vraag dus NIET: Wie of wat gaan WE verkopen 

Slide 9 - Diapositive

Het onderwerp HET
Sommige zinnen hebben een minder duidelijk onderwerp. Soms kan"het" ook het onderwerp zijn.
Voorbeelden?

  • Het regent
  • Het is 9 uur
  • Het komt goed

Slide 10 - Diapositive

Oefenen met het onderwerp
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes.
  1. onderwerp oefening 1
  2. onderwerp oefening 2
  3. onderwerp oefening 3

Klaar? Ga dan verder met de volgende slides


Slide 11 - Diapositive

Persoonsvorm en Onderwerp
Op de volgende slides staan een aantal zinnen waarbij je het volgende moet doen: 
vraag:
Noteer de persoonsvorm en het onderwerp
Wij willen voetballen.
antwoord:
PV = willen     
Ond = wij
  

Slide 12 - Diapositive

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Al mijn vrienden zijn al verliefd.

Slide 13 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Ik moet de ware nog ontmoeten!

Slide 14 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Het is beter om niet te veel vlees te eten.

Slide 15 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

De schade voor het milieu lijkt enorm te zijn.

Slide 16 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Ik dacht niet goed na.

Slide 17 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

De verliezende finalisten van 2010 kwalificeerden zich voor het WK.

Slide 18 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Mijn overburen en hun kinderen hebben last van lawaai.

Slide 19 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Mijn zusje en ik mogen na tien uur ‘s avonds niet meer naar buiten.

Slide 20 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Help me overeind!

Slide 21 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Vind jij ook niet dat ik veel verdien, vergeleken met wat hij __________ ? (verdienen)

Slide 22 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort
Paul __________ mij of ik hem wil helpen. (polsen)

Slide 23 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Ik hoorde dat de nieuwe H&M morgen geopend __________. (worden)

Slide 24 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Mijn vrienden snappen het niet, maar ik __________ die muziek erg vervelend. (vinden)

Slide 25 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Wat gek dat Jelle zich nog altijd zo over zijn hoge cijfers __________ ! (verbazen)

Slide 26 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Mijn kleren zullen er wel van gaan stinken, maar de vuurkorf __________ uitstekend! (branden)

Slide 27 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Moet ik hem helpen of __________ je klasgenoot de uitleg zelf? (onthouden)

Slide 28 - Question ouverte

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort
Peter vroeg of ik hem wilde helpen, maar ik __________ er niet over. (peinzen)

Slide 29 - Question ouverte

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

__________ Frank en Freya bij dezelfde halte __________? (uitstappen)

Slide 30 - Question ouverte

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

De stiekeme snoepers dachten zeker dat wij niets __________!(vermoeden)

Slide 31 - Question ouverte

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Het peloton reed wel door, maar de koploper __________ zijn voorsprong alsnog. (vergroten)

Slide 32 - Question ouverte

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Je moet wel op mijn feestje komen, want je __________ mij dat! (beloven)

Slide 33 - Question ouverte

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Toen je nog niet kon mailen, __________ bedrijven elkaar hun facturen. (faxen)

Slide 34 - Question ouverte

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

De hele klas __________ samen de vloer na afloop van de kerstmarkt. (schrobben)

Slide 35 - Question ouverte

Ik snap dat de regel van 't sexy fokschaap alleen in de VERLEDEN TIJD mag worden gebruikt
🤯Vraag om extra uitleg
😳Vraag om extra oefening
🫣Controleer altijd al je antwoorden
🤝Blijf je antwoorden controleren

Slide 36 - Sondage

Klaar?

Ga naar je werkboekje 
Klas 1 hulpboek spelling theorie en oefeningen
Maak: Opdracht 2 en 3
Controleer je onderstreepte onderwerpen uit Opdracht 1

Slide 37 - Diapositive