15. 13 mrt: Herhaling deel 1: ww en hst 5

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
Welkom vwo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Log in op LessonUp 
(vandaag geen Numo).
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
Welkom vwo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Log in op LessonUp 
(vandaag geen Numo).

Slide 1 - Diapositive

Vandaag donderdag 13 maart: 
  • Numo: al gedaan
  • Huiswerk zelf inzien via LessonUp
  • Werkwoordspelling
  • Alles van hoofdstuk 5 herhalen

Slide 2 - Diapositive

4 a Bijvoorbeeld: Het is herkenbaar voor onze wereld dat de wereld vol gevaren zit en je niet iedereen kan vertrouwen.
b Bijvoorbeeld: Het is herkenbaar voor onze wereld dat er een strijd is tussen machthebbers en machtelozen.
c Eigen antwoord. Zorg dat je je antwoord toelicht.
5 a Het plot is een aaneenschakeling van gebeurtenissen die samen een geschiedenis vertellen.
b Nee, want er wordt bijvoorbeeld niet verteld hoe het verhaal afloopt.
c Ja, omdat ook in de meeste fantasyverhalen oorzaken en gevolgen, en de volgorde van de gebeurtenissen, geloofwaardig moeten zijn.

Slide 3 - Diapositive

Periode 2 
Oefenboek
Handboek 
Hst 2 Fictie en werkelijkheid 
A, C, D, F* 
Taal en Cultuur - Verhalen hst 12
Taalgebruik- hst 19: contaminatie, lange zinnen.
Verhalen - hst 8-10: Plot en andere literaire begrippen 
Hst 5 Vermaken & ontroeren 
A, C, F*
Taal & Cultuur - Humor en spot hst 15 
Taalgebruik- hst 18: paradox, retorische vraag, hyperbool, repetitio, drieslag
Werkwoordspelling B
Hoofdletters en leestekens D
Taalverzorging - Werkwoordspelling hst 5 
Taalverzorging -  Hoofdletters en Leestekens - hst 8, 9

Planning periode 2
F*: zelfstudie, zie Teams voor de woordenlijst.

Slide 4 - Diapositive

Werkwoordspelling
Let op: 
De werkwoorden komen (deels) uit de woordenlijst van hoofstuk 2 en 5. 

Slide 5 - Diapositive

Vul zelf de werkwoorden in in de verleden tijd.
De jury (verwerpen) het voorstel, omdat ze zich
(bevinden) in een moeilijke situatie.
timer
0:45

Slide 6 - Question ouverte

Vul zelf de werkwoorden in in de verleden tijd.
De paarden (steigeren) toen de ruiter zijn
kunstje (verrichten).
timer
0:45

Slide 7 - Question ouverte

Vul zelf de werkwoorden in in de verleden tijd.
Hij (gunnen) zijn vriend de overwinning, hoewel hij
zich vaak door zijn vrienden geplaagd (voelen).
timer
0:45

Slide 8 - Question ouverte

Vul zelf de werkwoorden in in de verleden tijd.
De tekst (omvatten) verschillende belangrijke voorwaarden, maar de tegenpartij (capituleren) uiteindelijk na lang onderhandelen.
timer
0:45

Slide 9 - Question ouverte

Welke drie vragen stel je jezelf als je de persoonsvorm goed moet schrijven?

Slide 10 - Question ouverte

Welke drie vragen stel je jezelf als je de persoonsvorm goed moet schrijven? 
1. Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd?
2. Wat is het onderwerp van de zin?
3. Wat is het getal van het onderwerp (enkelvoud/meervoud)?

Slide 11 - Diapositive

Vul zelf de werkwoorden in de voltooide tijd.
De directeur heeft de nieuwe strategie (hanteren) en de afdeling heeft de belangen van het bedrijf (vertegenwoordigen).
timer
0:45

Slide 12 - Question ouverte

Vul zelf de werkwoorden in de voltooide tijd.
De schilder heeft de heldin (portretteren) en de schrijver heeft haar leven (verheerlijken) in zijn boek.
timer
0:45

Slide 13 - Question ouverte

Vul zelf de werkwoorden in de voltooide tijd.
De trein is (ontsporen) door de hevige regen, maar de monteur heeft zijn kennis (bijspijkeren) om de schade te herstellen.
timer
0:45

Slide 14 - Question ouverte

Vul zelf de werkwoorden in in de onvoltooide tijd.
Al (capituleren) hanteert de soldaat zijn wapens.
timer
0:45

Slide 15 - Question ouverte

Vul zelf de werkwoorden in in de onvoltooide tijd.
De werkplaats (inrichten), onderstreept de smid reinheid.
timer
0:45

Slide 16 - Question ouverte

Taal & Cultuur - Humor en spot hst 15 / hst 5A

Slide 17 - Diapositive

1. Ironie:
  • Milde vorm van spot
  • Tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt
"Goh, wat een lekker weer!" > voor als het slecht weer is.

2. Sarcasme:
  • Bijtende vorm van spot die bedoeld is om te kwetsen
  • Vriendelijk = ironisch, Negatief = sarcastisch
"Jij hebt goed geleerd!" > zegt een leerling tegen je als je niet zo'n goed cijfer hebt.

3. Cynisme:
  • Spottende en neerbuigende houding over de mensheid en de wereld
  • Geen vertrouwen en een negatieve kijk op de wereld
"Waarom zou ik nog gaan leren? Ik haal toch wel een 2!" > zegt een leerling boos. 

Slide 18 - Diapositive


Leg uit waarom deze afbeelding ironisch bedoeld is. Dit bord hangt in het Baker Street metrostation (Londen).

Slide 19 - Question ouverte

Ironisch bedoeld, want: 
  • je ziet hier een rokende Sherlock Holmes. 
  • En dit bord hangt in het metrostation dat naar hem (boek/film) vernoemd is. 
  • Zelfs Sherlock Holmes mag hier niet roken. 

Slide 20 - Diapositive

Communiceren doe je samen 2
1. Parodie = persiflage
Een bestaand (kunst)werk wordt op een overdreven manier nagedaan/nagebootst. 

2. Satire
Een parodie waarbij op een komische manier wordt er kritiek geleverd op de maatschappij. 

Slide 21 - Diapositive


Leg uit waarom deze afbeelding een parodie/persiflage is. 

Slide 22 - Question ouverte

Parodie/persiflage, want: 
  • Bij een parodie maak je een bestaand werk na én voeg je er iets aan toe (of je verandert iets). 
  • Daarnaast is het spottend bedoeld. 
  • Hier wordt bedoeld dat je dik wordt van het eten van McDonalds. 

Slide 23 - Diapositive


Leg uit waarom deze afbeelding een parodie is op het origineel. En wat was de bedoeling? 
Parodie
Origineel

Slide 24 - Question ouverte

Parodie/persiflage, want: 
  • Bij een parodie maak je een bestaand werk na én voeg je er iets aan toe (of je verandert iets). 
  • Daarnaast is het spottend bedoeld. 
  • Hier wordt 'meegelift' op het succes van de comedian Maurizio Cattelan. De Carrefour (supermarkt) behaalde hiermee duizenden likes, shares en comments op Sociale media. 

Slide 25 - Diapositive

Taalgebruik: 
paradox, retorische vraag, hyperbool, repetitio, drieslag
hst 18 + hst 5C

Slide 26 - Diapositive

Wat is een paradox ook weer?

Slide 27 - Question ouverte

1. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.
Voorbeeld:

Hoe meer keuzes we hebben, hoe moeilijker het wordt om een beslissing te nemen.
"Dit is een leugen." (Want: als deze uitspraak waar is, dan is het een leugen, maar als het een leugen is, dan is het waar)







Slide 28 - Diapositive

Wat is een retorische vraag ook weer?

Slide 29 - Question ouverte

2. Retorische vraag
 Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.

Wie wil er nu niet gelukkig zijn?
Hoe vaak moet ik het nog zeggen?


Slide 30 - Diapositive

Wat is een hyperbool ook weer?

Slide 31 - Question ouverte

3. Hyperbool
Een sterke overdrijving

Zij is sterker dan een beer!" 
"Dit boek is zo spannend dat ik het in één adem heb uitgelezen!" 





Slide 32 - Diapositive

Wat is een repetitio ook weer?

Slide 33 - Question ouverte

4. Repetitio
Een herhaling van een woord of woordgroep.

We hebben dat enkel en alleen gedaan omdat zij dat wilde. 
We moeten vechten voor onze rechten, vechten voor onze toekomst, vechten voor onze kinderen!

Slide 34 - Diapositive

Wat is een drieslag ook weer?

Slide 35 - Question ouverte

5. Drieslag
Een opsomming van minstens drie verschillende elementen.

Bloed, zweet en tranen.
Leren, groeien, bloeien.
Vrede, liefde en harmonie.
Eten, drinken, en genieten.




Slide 36 - Diapositive

Waarom gebruiken schrijvers deze stijlfiguren?

Slide 37 - Question ouverte

Schrijf een korte tekst met daarin een retorische vraag.

Slide 38 - Question ouverte

Is het niet ongelooflijk hoe snel het weer kan omslaan, van stralende zon naar een stortbui?

Wie kan er nu ontkennen dat een frisse bries op een warme zomerdag heerlijk is?

Wat is er beter dan een knusse avond binnen met een boek terwijl de regen tegen de ramen tikt?

Slide 39 - Diapositive

Begrippen uit deze les
paradox, retorische vraag, hyperbool, repetitio, drieslag

Slide 40 - Diapositive