Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Engels vooraf Thema 5 gezondheid en ziekte_H1_3
Engels Vooraf - Thema 5
Gezondheid & ziekte
-
H1
1 / 29
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2,3
Cette leçon contient
29 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Engels Vooraf - Thema 5
Gezondheid & ziekte
-
H1
Slide 1 - Diapositive
Vertaal naar het Engels:
hoofd
Slide 2 - Question ouverte
Vertaal naar het Engels:
niet goed
Slide 3 - Question ouverte
Vertaal naar het Engels:
dokter
Slide 4 - Question ouverte
Vertaal naar het Engels: maag
A
stomak
B
stomich
C
stomach
D
stomme
Slide 5 - Quiz
Vertaal naar het Engels:
zere keel
A
pain throat
B
sore throat
C
throat pain
D
ill throat
Slide 6 - Quiz
Vertaal naar het Engels:
Ik voel me niet goed.
A
I feel great
B
I ill throat
C
I don't feel well
D
I go back
Slide 7 - Quiz
Vertaal naar het Engels:
afspraak
A
apointment
B
appointment
C
date
D
fever
Slide 8 - Quiz
Vertaal naar het Nederlands: legs
Slide 9 - Question ouverte
Vertaal naar het Nederlands:
call
Slide 10 - Question ouverte
Vertaal naar het Nederlands:
I am going to..
Slide 11 - Question ouverte
Vertaal naar het Nederlands:
I have pain in my arms
Slide 12 - Question ouverte
Vertaal naar het Nederlands:
I'm going to call an ambulance
Slide 13 - Question ouverte
Vertaal naar het Engels:
Oh oh this is not good
Slide 14 - Question ouverte
Lichaamsdelen (Engels)
Slide 15 - Carte mentale
a or an
AN = het volgende woord is met een klinker (a, i, o, e, u)
A = het volgende woord is NIET met een klinker
Slide 16 - Diapositive
Welke is goed?
(denk aan a, i, o, e, u)
A
an ambulance
B
a ambulance
Slide 17 - Quiz
Welke is goed?
(denk aan a, i, o, e, u)
A
a leg
B
an leg
Slide 18 - Quiz
Welke is goed?
(denk aan a, i, o, e, u)
A
a back
B
an back
Slide 19 - Quiz
Welke is goed?
(denk aan a, i, o, e, u)
A
a man
B
an man
Slide 20 - Quiz
Welke is goed?
(denk aan a, i, o, e, u)
A
a old man
B
an old man
Slide 21 - Quiz
Een ziekenwagen
Een zolder
Een maag
Koorts
An ambulance
A stomach
A fever
An attic
Slide 22 - Question de remorquage
Wat is het engelse woord voor:
Tandenborstel
Slide 23 - Question ouverte
Wat betekent 'dentist'?
Slide 24 - Question ouverte
Wat betekent chemist's
Slide 25 - Question ouverte
Suzie: Mum, I can't find my toothbrush!
A
Suzie is haar kam kwijt
B
Suzie koopt een tandenborstel.
C
Suzie is haar tandenborstel kwijt
D
Suzie kan de tandpasta niet vinden
Slide 26 - Quiz
Hurry up, you have an appointment at the dentist's.
A
Je moet opschieten want je moet naar de dokter.
B
Je moet opschieten, want je moet naar de tandarts
C
Je kunt rustig aan doen want je afspraak gaat niet door
D
Je moet naar de huisarts.
Slide 27 - Quiz
De snackbar-medewerker vraagt: Hello, can I help you?
Wat voor antwoord geef je?
Slide 28 - Question ouverte
toe
elbow
heel
hip
stomach
ankle
Slide 29 - Question de remorquage
Plus de leçons comme celle-ci
Engels vooraf Thema 5, hoofdstuk 1 oefenen
Mars 2023
- Leçon avec
27 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2,3
oefen engels
Mai 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Engels
Speciaal Onderwijs
Leerroute 2
oefen engels
il y a 14 jours
- Leçon avec
35 diapositives
Engels
Speciaal Onderwijs
Leerroute 2
Engels vooraf Thema 5 gezondheid en ziekte_H1_2
Octobre 2024
- Leçon avec
22 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2,3
herhalen th 5 hst 1 en 2
il y a 19 jours
- Leçon avec
19 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2,3
Engels vooraf Thema 5, hoofdstuk 1 oefenen
Septembre 2024
- Leçon avec
19 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2,3
Engels vooraf Thema 5 Gezondheid & ziekte, hoofdstuk 1
Septembre 2023
- Leçon avec
24 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Engels vooraf Thema 5, hoofdstuk 1
Septembre 2022
- Leçon avec
29 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2,3