Engels vooraf Thema 5, hoofdstuk 1 oefenen

Engels Vooraf - Thema 5 
Gezondheid & ziekte - H1
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Engels Vooraf - Thema 5 
Gezondheid & ziekte - H1

Slide 1 - Diapositive

Vertaal naar het Engels:
tijd

Slide 2 - Question ouverte

Vertaal naar het Engels:
pijn

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal naar het Engels:
ziek

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal naar het Engels: maag
A
stomak
B
stomich
C
stomach
D
stomme

Slide 5 - Quiz

Vertaal naar het Engels:
zere keel

A
pain throat
B
sore throat
C
throat pain
D
ill throat

Slide 6 - Quiz

Vertaal naar het Engels:
Ik voel me niet goed.

A
I feel great
B
I ill throat
C
I don't feel well
D
I go back

Slide 7 - Quiz

Vertaal naar het Engels:
afspraak
A
apointment
B
appointment
C
date
D
fever

Slide 8 - Quiz

Vertaal naar het Nederlands: belly

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal naar het Nederlands:
please

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal naar het Nederlands:
I don't feel well.

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal naar het Nederlands:
What is the matter?

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal naar het Nederlands:
I'm going to make an appointment.

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal naar het Engels:
Bel de dokter alsjeblieft.

Slide 14 - Question ouverte

What new words do you know about health and illness?

Slide 15 - Carte mentale

Welke is goed?
(denk aan a, i, o, e, u)
A
a ear
B
an ear

Slide 16 - Quiz

Welke is goed?
(denk aan a, i, o, e, u)
A
a bike
B
an bike

Slide 17 - Quiz

Lichaamsdelen (Engels)

Slide 18 - Carte mentale

Welke is goed?
(denk aan a, i, o, e, u)
A
a apple
B
an apple

Slide 19 - Quiz

Een ziekenwagen
Een zolder
Een maag
Koorts
An ambulance
A stomach
Fever
An attic

Slide 20 - Question de remorquage

Wat is het engelse woord voor:
Tandenborstel

Slide 21 - Question ouverte

Wat betekent 'dentist'?

Slide 22 - Question ouverte

Wat betekent chemist's

Slide 23 - Question ouverte

Suzie: Mum, I can't find my toothbrush!
A
Suzie is haar kam kwijt
B
Suzie koopt een tandenborstel.
C
Suzie is haar tandenborstel kwijt
D
Suzie kan de tandpasta niet vinden

Slide 24 - Quiz

Hurry up, you have an appointment at the dentist's.
A
Je moet opschieten want je moet naar de dokter.
B
Je moet opschieten, want je moet naar de tandarts
C
Je kunt rustig aan doen want je afspraak gaat niet door
D
Je moet naar de huisarts.

Slide 25 - Quiz

De snackbar-medewerker vraagt: Hello, can I help you?
Wat voor antwoord geef je?

Slide 26 - Question ouverte

toe
elbow
heel
hip
stomach
ankle

Slide 27 - Question de remorquage