§6.2 Reliëf als klimaatfactor

6.2 Reliëf als klimaatfactor






Klas 1
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

6.2 Reliëf als klimaatfactor






Klas 1

Slide 1 - Diapositive

Welkom!

Doe je telefoon in de telefoontas, ga op je eigen plek zitten en pak je spullen. Als de timer afloopt ben je stil. 

Vandaag heb je nodig:
- Je laptop dicht op tafel

timer
2:00

Slide 2 - Diapositive

LessonUp inloggen
Ga naar lessonup.app op je laptop
Vul onderstaande code in 
Geef je eigen naam (geen nickname, andere namen of emojis)
timer
2:00

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen 
Aan het eind van de les kan je:
1. Vertellen wat de kenmerken zijn van de vorm en het reliëf van Europa
2. Uitleggen hoe gebergten kunnen werken als klimaatscheiding
3. Uitleggen wat het verband is tussen het reliëf en de temperatuur: hoe hoger, hoe kouder
4. Uitleggen wat het verband is tussen het reliëf en de neerslag: stuwingsregen en regenschaduw
5. Uitleggen wat het verband is tussen aanlandige winden en het ontbreken van reliëf


Slide 4 - Diapositive

Het plaatje laat de Alpen zien. Waar liggen de Alpen?
A
Frankrijk, Italië, Zwitserland, Oostenrijk
B
Frankrijk, Noorwegen, Zweden en België
C
Oostenrijk, Zwitserland, Duitsland en Tsjechië
D
Oostenrijk, Kroatië, Duitsland en Frankrijk

Slide 5 - Quiz

Reliëf van Europa
Er zijn vier reliëfvormen:
  • hooggebergte: de meeste toppen zijn hoger dan 1.500 m 
  • middelgebergte: de meeste toppen zijn tussen de 500 en 
  • heuvelland: de meeste toppen zijn tussen de 200 en 500 m
  • laagland: het is vrijwel overal lager dan 200 meter

Slide 6 - Diapositive

De Alpen is een ....
A
middelgebergte
B
laagland
C
hoogvlakte
D
hooggebergte

Slide 7 - Quiz

Vorm van Europa 
Europa heeft heel onregelmatige vormen

Kenmerken:
- Gelede kust (kust met inhammen)
-Schiereiland (zoals Spanje)
 

Slide 8 - Diapositive

Temperatuurzones = luchtstreken
Tropen
Poolstreken
Gematigde zone

Slide 9 - Question de remorquage

Reliëf en Temperatuur

Slide 10 - Diapositive

Hoe hoger hoe kouder
Bij elke 100 meter daalt de temperatuur met 0,6 ° C. Dit heet de temperatuurgradiënt

De Mont Blanc is de hoogste top van de Alpen (4808m) en ligt in het gebied van de eeuwige sneeuw

Slide 11 - Diapositive

Per 1000 meter dat je hoger gaat wordt het … kouder.
A
4 graden
B
5 graden
C
6 graden
D
7 graden

Slide 12 - Quiz

Voorbeeld: 
Een gebergte kan werken als klimaatscheiding (beide kanten van een berg hebben andere neerslag- en temperatuurkenmerken). 

Vb: Scandinavië



Reliëf 

Slide 13 - Diapositive

De Golfstroom is een
A
Warme zeestroom
B
Koude zeestroom

Slide 14 - Quiz

Aanlandige wind
A
Komt van zee richting land
B
Gaat van land richting zee

Slide 15 - Quiz

Zeewind
Bij een aanlandige wind wordt het:
 - in de zomer minder warm
 - in de winter minder koud

In West-Europa ontbreekt reliëf en kan de wind ver het land binnendringen
 

Slide 16 - Diapositive

 Temperatuur
Gebergte als klimaatscheiding. 

In Scandinavië werkt het gebergte als muur: het houdt de warmte tegen. 

Slide 17 - Diapositive

Wat weet je nog van het ontstaan van neerslag bij de evenaar? 

Slide 18 - Diapositive

Sleep de begrippen naar de juiste plek
Dalende lucht
Verdamping
Stijgingsregen

Slide 19 - Question de remorquage

Neerslag ontstaat als ...
A
de waterdamp kouder wordt en condenseert
B
de waterdamp warmer en condenseert

Slide 20 - Quiz

Stuwingsregen

Slide 21 - Diapositive

Neerslag
Gebergte als klimaatscheiding. 

Het reliëf veroorzaakt neerslagverschillen. 

Slide 22 - Diapositive

- Europa is een schiereiland
- Europa heeft geen gelede kusten
A
uitspraak 1 is juist en uitspraak 2 is onjuist
B
beide uitspraken zijn onjuist
C
beide uitspraken zijn juist
D
uitspraak 1 is onjuist en uitspraak 2 is juist

Slide 23 - Quiz

Aanlandige wind zorgt voor:
A
Verkoeling in de zomer, minder kou in de winter
B
Verkoeling in de zomer, ijzige kou in de winter
C
Hoge temperaturen in de zomer, ijzige kou in de winter
D
Hoge temperaturen in de zomer, minder kou in de winter

Slide 24 - Quiz

Een aanlandige wind is...
A
Droog
B
Vochtig

Slide 25 - Quiz

Aan de loefzijde is ?
A
Regenschaduw
B
Stuwingsregen

Slide 26 - Quiz

Bij de lijzijde
A
is er sprake van stijgende lucht en droogte
B
is er spraken van stijgende lucht en regen
C
is er sprake van dalende lucht en droogte
D
is er sprake van stijgende lucht en regen

Slide 27 - Quiz

Aan de slag! 
Maak §6.1 opdracht 2, 3, 5, 7, 10 (voor dinsdag)
Maak §6.2 opdracht 1, 3, 4, 6, 7 (voor vrijdag)

Klaar? Maak de samenvattingen 

Slide 28 - Diapositive

Volgende week
Het huiswerk voor dinsdag is §6.1 opdracht 2, 3, 5, 7, 10 

Dinsdag komt er ook een collega filmen (voor zelfontwikkeling)

Slide 29 - Diapositive